31-10

Lesdoelen:

- herhalen passé composé

- voorbereiden meesterproef

- reflectie op proef 2

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?

Écris trois phrases entières (schrijf 3 volledige zinnen)

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?

Le passe composé

1. voltooid deelwoord

- regelmatig (-er/-ir/-re)

- onregelmatig (bijv. venir --> venu (bron G)

2. hulpwerkwoord: être of avoir

être of avoir?

Werkwoorden die

met être worden

vervoegd:

alle werkwoorden

in het être-huis.

En de wederkerende

werkwoorden (bron I, ch.1)

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?

Check met je buurman/vrouw:

Hebben jullie de passé composé op de juiste manier gebruikt?

Voorbereiden meesterproef

Meesterproef

Zie de opdracht in Itslearning.

Praktisch:

max. 3 minuten

in kleine groepjes

spiekbriefje mag (max. 10 woorden, géén zinnen)

Zelf aan de slag

- Meesterproef voorbereiden

- G, H, I, J

Reflectie proef 2

1.    Welk onderdeel heb je het best gemaakt (vocabulaire, luisteren etc…)?
2.    Welk onderdeel heb je het minst goed gemaakt?
3.    Wat ga je volgende keer hetzelfde doen in je voorbereiding?
4.    Wat ga je volgende keer anders doen?
5.    Aan welk onderdeel ga je volgende keer meer aandacht besteden en hoe ga je dat doen?
6.    Welke ondersteuning zou je graag ontvangen van de docent?
7.    Heb je nog een tip voor je klasgenoten?