Thema 4 Voortplanting

Een primair geslachtskenmerk van een man is
A
Borsthaar
B
Lagere stem
C
Penis + Balzak
D
Meer spieren
1 / 92
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 92 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een primair geslachtskenmerk van een man is
A
Borsthaar
B
Lagere stem
C
Penis + Balzak
D
Meer spieren

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een secundair geslachtskenmerk van een vrouw is..
A
Vulva
B
Schaamlippen
C
Borsten
D
Vagina

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtskenmerken zijn al vanaf de geboorte aanwezig?
A
Secundaire geslachtskenmerken
B
Primaire geslachtskenmerken
C
Primair en Secundair

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je zelfstandiger wordt in de puberteit is dat...
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijk en geestelijke ontwikkeling

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Gelachtsorganen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen 4.1
4.1.1 Je kunt uitleggen welke organen tot het voortplantingsstelsel behoren. (R)

4.1.2 Je kunt de delen van de ges
lachtsorganen van een man en een vrouw noemen, inclusief de overeenkomsten en verschillen. (R + T1)

4.1.3 Je kunt de primaire geslachtskenmerken noemen. (R)

Slide 6 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Voortplantingsstelsel en geslachtskenmerken
Het voortplantingsstelsel bestaat uit alle organen die een rol spelen bij de voortplanting. 


De geslachtsorganen zorgen ervoor dat mensen zich kunnen voortplanten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primaire geslachtskenmerken
• Een jongen herken je aan zijn penis en zijn balzak.
• Een meisje herken je aan haar vulva (vulvalippen, clitoriseikel en opening van de vagina).  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een primair geslachtskenmerk van een man is
A
Borsthaar
B
Lagere stem
C
Penis + Balzak
D
Meer spieren

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een secundair geslachtskenmerk van een vrouw is..
A
Vulva
B
Schaamlippen
C
Borsten
D
Vagina

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtskenmerken zijn al vanaf de geboorte aanwezig?
A
Secundaire geslachtskenmerken
B
Primaire geslachtskenmerken
C
Primair en Secundair

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je zelfstandiger wordt in de puberteit is dat...
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijk en geestelijke ontwikkeling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwendige geslachtsorganen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortplantingsstelsel Vrouw

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortplantingsstelsel Man

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Aan de slag met 4.1

Maak opgave 1, 2, 3, 4 & 6

Slide 16 - Tekstslide

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet hoe de 
leerstof actief verwerkt dient te worden.  
De docent heeft gemodelleerd. De leerlingen gaan nu actief inoefenen.
Er is hier ruimte voor verlengde instructie. 

De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. 

De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Wat is het geslacht van een baby?
A
Jongen of meisje
B
Hond of kat

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij het voortplantingsstelsel?
A
De borsten van de vrouw
B
De lever

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geslachtskenmerken?
A
Kenmerken die geslacht herkennen
B
Kenmerken van haarkleur

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geslachtsorganen?
A
Organen voor ademhaling
B
Organen voor voortplanting

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voortplantingsstelsel?
A
Alle organen voor voortplanting
B
Alle organen voor spijsvertering

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een jongen?
A
Aan haar vagina
B
Aan haar vulva
C
Aan haar clitoris
D
Aan zijn penis en balzak

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Alleen interne kenmerken zijn belangrijk
B
Alle geslachtskenmerken zijn zichtbaar
C
Kenmerken die pas in de puberteit ontstaan
D
Kenmerken zichtbaar bij de geboorte

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de top van de penis?
A
De clitoris
B
De voorhuid
C
De eikel
D
De balzak

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de gevoeligste plek van de vulva?
A
De clitoris
B
De urinebuis
C
De buitenste vulvalippen
D
De binnenste vulvalippen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de uitwendige geslachtsorganen van een vrouw?
A
De penis
B
De vulva
C
De balzak
D
De teelballen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar maken de teelballen zaadcellen?
A
In de bijbal
B
In de prostaat
C
In de balzak
D
In de urinebuis

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat groeit in de baarmoeder tijdens zwangerschap?
A
De baby
B
De eierstokken
C
De placenta
D
De eicellen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vrouwelijke geslachtscellen?
A
Zaadcellen
B
Eicellen
C
Hormonen
D
Spermacellen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen 4.2 Puberteit
4.2.4 Je kunt uitleggen wat de functie is van hormonen. (T1)


4.2.5 Je kunt de lichamelijke en geestelijke veranderingen in de puberteit beschrijven (R + T1)

Slide 30 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Hormonen
Hormonen zijn stoffen die de werking van organen regelen
Een belangrijke hormoonklier voor de voortplantingsorganen is de hypofyse

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geslachtskenmerken
primaire geslachtskenmerken (geboorte)
secundaire geslachtskenmerken (puberteit)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ken je zelf al secundaire geslachtskenmerken van man en/of vrouw?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen 4.3 Vruchtbaar worden

4.3.6 Je kunt uitleggen hoe zaadcellen en eicellen worden gevormd.(T1)

4.3.7 Je kunt de menstruatiecyclus beschrijven. (T1 + T2)

Slide 35 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Voortplantingsstelsel Man

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eicel

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Menstruatie

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De menstruatiecyclus

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maandverband, Tampon, Menstruatiecup

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthouden!
  • Menstruatiecyclus = 28 dagen (gemiddeld)
  • dag 1, 2, 3, & 4 (soms meer) --> Menstrueren
  • dag 5 t/m 13 --> opbouw baarmoederslijmvlies
  • Dag 14 --> ovulatie/eisprong (Helft van de cyclus) 
  • Wel bevruchting = Zwanger 
  • Geen bevruchting = Afbraak baarmoederslijmvlies --> Menstrueren

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak van 4.2:
1, 2 & 5

Maak van 4.3: 

1, 2, 3, 4, 5 & 6




Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Stroom komt later (eerst zitten dan vragen)
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 46 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Een primair geslachtskenmerk van een man is
A
Borsthaar
B
Lagere stem
C
Penis + Balzak
D
Meer spieren

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een secundair geslachtskenmerk van een vrouw is..
A
Vulva
B
Schaamlippen
C
Borsten
D
Vagina

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtskenmerken zijn al vanaf de geboorte aanwezig?
A
Secundaire geslachtskenmerken
B
Primaire geslachtskenmerken
C
Primair en Secundair

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je zelfstandiger wordt in de puberteit is dat...
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijk en geestelijke ontwikkeling

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar worden eicellen gemaakt?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ovulatie?
A
Vrijkomen van een rijpe eicel uit de eierstok
B
Hetzelfde als menstruatie
C
Vrijkomen rijpe eicel in de baarmoeder

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nummer 1, 2 & 3?

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Een man
Het voortplantingsstelsel van een man is voor een groot deel aan de buitenkant te zien. 

Alleen de prostaat en de zaadblaasjes liggen onderin de buik.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortplantingsstelsel

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk
Teelballen --> maken zaadcellen (spermacellen)
Bijballen --> opslag zaadcellen
De zaadblaasjes en de prostaat voegen vocht + voedingsstoffen toe aan de zaadcellen
Zaadcellen + vocht + voedingsstoffen = Sperma

Hormonen zorgen ervoor dat de man dit aanmaakt

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 57 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Prostaat en penis

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geslachtsgemeenschap
Kindje maken?
  • Man en vrouw hebben geslachtsgemeenschap
  • Stimuleren eikel van de man tot orgasme (klaarkomen)
  • Zaadlozing man in vagina vrouw
  • Zaadcellen gaan opzoek naar een eicel
  • Samensmelten eicel en zaadcel = bevruchting

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaadcellen hebben zweepstaart

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
maak van 4.3 

1, 2, 3 & 4






Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een primair geslachtskenmerk van een man is
A
Borsthaar
B
Lagere stem
C
Penis + Balzak
D
Meer spieren

Slide 62 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een secundair geslachtskenmerk van een vrouw is..
A
Vulva
B
Schaamlippen
C
Borsten
D
Vagina

Slide 63 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar worden eicellen gemaakt?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 64 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ovulatie?
A
Vrijkomen van een rijpe eicel uit de eierstok
B
Hetzelfde als menstruatie
C
Vrijkomen rijpe eicel in de baarmoeder

Slide 65 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen 4.3 Vruchtbaar worden
4.4.8 Je kunt de kenmerken van zaadcellen en eicellen noemen.
4.4.9 Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij de mens verloopt.
4.4.10 Je kunt beschrijven hoe een zwangerschap verloopt.
4.4.11 Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen.

Slide 66 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Eicel en Zaadcel
Eicel bevat veel voedingsstoffen!

Sperma:
- Zaadcellen
- Vocht 
- Voedingsstoffen (uit prostaat)

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Menstruatiecyclus

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel Bevruchting dan....

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terwijl het embryo zich ontwikkelt, ontstaat de placenta. De placenta (moederkoek) bestaat uit weefsel van de moeder en weefsel van het embryo

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Navelstreng en vruchtwater
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta

Het embryo ligt in het vruchtwater

 Om het vruchtwater heen liggen twee vruchtvliezen die bestaan uit weefsels van het embryo

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Foetus

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prenataal onderzoek
Bij embryo’s en foetussen kan ook erfelijkheidsonderzoek worden gedaan. Hiermee kun je al vóór de geboorte van een kind ziekten en/of afwijkingen vinden. 

Deze vorm van onderzoek wordt prenataal onderzoek genoemd. ‘Prenataal’ betekent ‘vóór de geboorte’. 

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke onderzoeken? Deze moet je weten!
echoscopie :Het embryo zichtbaar maken op een scherm met behulp van geluidsgolven.
NIPT (niet-invasieve prenatale test) : Bij de NIPT wordt wat bloed van de moeder afgenomen
vlokkentest: Onderzoek naar cellen met chromosomen die afkomstig zijn uit de placenta.
vruchtwaterpunctie: Onderzoek naar cellen met chromosomen die afkomstig zijn uit het vruchtwater.

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevalling (Volgorde kennen!)
De geboorte van een baby wordt geregeld door hormonen. De geboorte gaat in vijf stappen:
• indaling
• ontsluiting
• breken van de vruchtvliezen
• uitdrijving
• nageboorte

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indaling

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontsluiting

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitdrijving

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de geboorte

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak van 4.4

1, 2, 5 & 8 


timer
12:00

Slide 85 - Tekstslide

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet hoe de 
leerstof actief verwerkt dient te worden.  
De docent heeft gemodelleerd. De leerlingen gaan nu actief inoefenen.
Er is hier ruimte voor verlengde instructie. 

De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. 

De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Zet de gebeurtenissen van een bevalling in de juiste volgorde:

Ontsluiting - Nageboorte - Indaling - Uitdrijving - Breken van Vruchtvliezen

Slide 86 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er tijdens de eisprong/ovulatie?
A
Eierstok krimpt
B
Eicel komt vrij uit de eierstok
C
Follikel groeit verder
D
Eicel wordt bevrucht

Slide 87 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het samensmelten van een eicel en een zaadcel?
A
Ovulatie
B
Bevruchting
C
Innesteling
D
Eisprong

Slide 88 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met het baarmoederslijmvlies na bevruchting?
A
Blijft dik en wordt in stand gehouden
B
Breekt af en verlaat het lichaam via de vagina

Slide 89 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Menstruatie-kalender
Wel of geen bevruchting? 
A = Geen ; B = Wel

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke letter is de Eileider? 
Schrijf je antwoord op je bordje

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer is eierstok? 

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies