In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Gedrag
Slide 1 - Tekstslide
Gedrag
Gedrag = alles wat een mens of dier doet.
Gedrag = een reactie op prikkels.
Gedrag wordt veroorzaakt door:
inwendige prikkels
uitwendige prikkels
Slide 2 - Tekstslide
Gedrag
Prikkel verandering waarop je kunt reageren.
Inwendige prikkel: prikkel veroorzaakt door je eigen lichaam
Uitwendige prikkel: prikkel uit je omgeving.
Prikkels komen binnen bij zintuigen.
Zintuigen geven een impuls aan het zenuwstelsel
Je hersenen reageren en zorgen dat je lichaam reageert.
Respons = een reactie op een prikkel.
Slide 3 - Tekstslide
Prikkels
Inwendige prikkel = motivatie = prikkel uit je eigen lichaam
honger
dorst
hormonen (b.v. voortplantingddrang)
Uitwendige prikkel = prikkel uit je omgeving
geur
kleur
licht
temperatuur
Slide 4 - Tekstslide
Sleutelprikkel
Een uitwendige prikkel die altijd dezelfde respons geeft.
(Wordt veroorzaakt door erfelijke aanleg)
Slide 5 - Tekstslide
Sleutelprikkel
Bijvoorbeeld:
Een zwaluw komt op het nest.
De jonge zwaluw doet zijn bek open
De binnenkant is felgekleurd (= sleutelprikkel)
De ouders voeren het jong.
Sleutelprikkel = de felgekleurde binnenkant
Slide 6 - Tekstslide
Supranormale prikkel
Supranormale prikkel => sterke sleutelprikkel
=> geeft sterkere respons (reactie)
Slide 7 - Tekstslide
Als een prikkel steeds dezelfde reactie (respons) geeft noem je dit:
A
een sleutelprikkel
B
een uitwendige prikkel
C
een inwendige prikkel
D
een respons
Slide 8 - Quizvraag
Een vaste, snelle onbewuste reactie op een bepaalde prikkel noem je een..
A
impuls
B
respons
C
reflex
D
bewuste reactie
Slide 9 - Quizvraag
Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.
Is de rimpeling in het water een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons
Slide 10 - Quizvraag
Wat zie je in de afbeelding?
A
Het jong reageert op een sleutelprikkel
B
Het oudere dier geeft een respons
C
Het jong reageert op een gewone prikkel
D
Het oudere dier reageert op een sleutelprikkel
Slide 11 - Quizvraag
Prikkel/respons
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht
Je schrikt
Je loopt naar het gasfornuis
Je ziet dat de gasknop open staat
Je draait het gas uit
Slide 12 - Sleepvraag
Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit. Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel
Slide 13 - Quizvraag
Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.
Is het met zijn kop naar de rimpeling in het water flitsen en de kikker ophappen een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons
Slide 14 - Quizvraag
Wat is gedrag?
A
het maken van alle bewegingen van een mens of een dier.
B
alles wat een dier of mens doet, dus ook zweten en huilen.
C
alles wat een dier doet om zijn baasje het naar zijn zin te maken.
D
een respons
Slide 15 - Quizvraag
In een dierentuin beginnen wolven vaak te janken als zij het geluid van een sirene horen. De oppassers zijn aan dit jankgedrag van de wolven gewend. Argeloze bezoekers schrikken er soms van. Wordt in de tekst een respons van de wolven genoemd?
A
ja, de sirene
B
ja, het janken
C
nee
Slide 16 - Quizvraag
Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel
Slide 17 - Sleepvraag
Sociaal gedrag
Dieren geven signalen naar elkaar af om te
kunnen communiceren
Al het gedrag van soortgenoten onder elkaar = sociaal gedrag. (Dus ook b.v. agressie, alleen bij hetzelfde soort!)
Functie: overleven van de soort
Slide 18 - Tekstslide
Vormen van sociaal gedrag
Voortplantingsgedrag
Territoriumgedrag
Imponeergedrag
Groepsgedrag --> Rangorde
Slide 19 - Tekstslide
Voortplantingsgedrag
Gedrag: om voort te planten
* Wordt veroorzaakt door hormonen
Baltsgedrag => voortplantingsgedrag bij vogels en vissen
Bronst => voortplantingsgedrag bij herten
Slide 20 - Tekstslide
Territoriumgedrag
Het territorium is het gebied waarin het dier leeft.
Het territorium wordt verdedigd tegen soortgenoten
laten weten dat het je territorium is door middel van geluid
territorium verdedigen met geweld
territorium verdedigen met geweld
Territorium afbakenen door middel van geur.
Het jachtluipaard plast tegen voorwerpen.
De geur wordt herkent door andere jachtluipaarden
Het territorium afbakenen met geuren.
De kat heeft een geurklier achter de oren
Door ergens tegenaan te wrijven, komt de geur daaraan te zitten.
Andere katten herkennen de geur
Slide 21 - Tekstslide
Overspronggedrag
Niet logisch gedrag, dat een dier laat zien als hij twee soorten gedrag tegelijk wil laten zien.
Voorbeeld: een hond weet niet of hij moet vechten of vluchten.
Daarom gaat hij zich krabben.
Zichzelf krabben is in dit geval
overspronggedrag
Slide 22 - Tekstslide
De baas in de groep
Het dominante dier is de baas over de onderdanige dieren in de groep.
Rangorde: een groep metdominante en onderdanige dieren, waar iedereen zijn plek kent.
Een rangorde brengt rust in de groep, de regels zijn duidelijk.
Bij hennen heet de rangorde: pikorde.
Dominant
Dominant
Onderdanig gedrag
Slide 23 - Tekstslide
Rangorde
Rangorde komt voor bij sociale organismen.
Dominant dier = de baas van die groep
Onderdanig dier = niet de baas in die groep
Er is een verdeling over alle dieren, waarbij er 1 het aller dominantst is, en 1 het aller onderdanigst.
Slide 24 - Tekstslide
Bij ... is sprake van het gedrag dat van soortgenoten wordt gekopieerd.
A
Inzicht
B
Overspronggedrag
C
Imiteren
D
Aangeboren
Slide 25 - Quizvraag
Overspronggedrag is:
A
over iemand springen
B
ineens ander gedrag vertonen
C
sprongetje maken
D
aanvallen
Slide 26 - Quizvraag
Een kat die wordt aangevallen, zet zijn haren overeind. Wat voor gedrag vertoont de kat?
A
Baltsgedrag.
B
Imponeergedrag.
C
Onderdanigheidsgedrag.
D
Overspronggedrag.
Slide 27 - Quizvraag
Bij ... bedenkt een dier nieuw gedrag, door eerder opgedane ervaringen te combineren.
A
Overspronggedrag
B
Imiteren
C
Aangeboren
D
Inzicht
Slide 28 - Quizvraag
Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
verzoeningsgedrag
D
sociaal gedrag
Slide 29 - Quizvraag
Mannetjeshonden plassen veel vaker dan vrouwtjeshonden. Bij welk type gedrag hoort dit gedrag van de hond?
A
Imponeergedrag
B
Baltsgedrag
C
Overspronggedrag
D
Territoriumgedrag
Slide 30 - Quizvraag
Een pad die een vijand ziet, maakt zich dik en gaat omhoog op de poten staan. Hoe noemen we dit gedrag?
A
baltsgedrag
B
imponeergedrag
C
overspronggedrag
D
territoriumgedrag
Slide 31 - Quizvraag
Schrijf de juiste rangorde op in de volgorde van meest dominant naar minst dominant.
Kijk goed naar welk dier alle keren wint => die is het meest dominant
Kijk dan wie 1 keer verliest => die zit daar net onder
En zo verder
Het dier dat altijd verliest, is het meest onderdanig en komt dus achteraan
Slide 32 - Open vraag
Om ruzie en verwondingen te voorkomen is er binnen groepen vaak sprake van een ... .
A
Rangorde
B
Pikorde
C
Intimideren
D
Inzicht
Slide 33 - Quizvraag
Twee soorten gedrag zijn: baltsgedrag en territoriumgedrag. Tot welk soort gedrag behoort het kwaken van de kikkers zoals in de tekst beschreven wordt?
A
alleen tot baltsgedrag
B
alleen tot territoriumgedrag
C
zowel tot baltsgedrag als tot imponeergedrag
Slide 34 - Quizvraag
In een dierentuin leven vijf witte neushoorns samen in een groep, één mannetje en vier vrouwtjes. Een onderzoeker noteert regelmatig hoe vaak de dieren dreiggedrag vertonen tegen elkaar, zoals brullen, duwen en stoten met de hoorn. Uit de resultaten trekt hij conclusies over een rangorde binnen de groep. In een schema geeft hij die rangorde weer (zie de afbeelding). Geef de naam van de neushoorn die het laagst in de rangorde staat
A
Rita
B
Klara
C
Dora
D
Arnold
Slide 35 - Quizvraag
Leerprocessen
gewenning
inprenting
trial and error / proefondervindelijk
conditionering
imitatie
Slide 36 - Tekstslide
Leerprocessen
Aangeboren => kan je al bij de geboorte, hoef je niet te leren. Vb: Cruijff had een aangeboren talent voor teamsporten.
Aangeleerd => Dit heb je van iemand geleerd. Vb: Cruijff heeft leren voetballen.
Slide 37 - Tekstslide
Gewenning
Na herhaling van de prikkel vertoont het dier geen gedrag meer:
het is eraan gewend.
Slide 38 - Tekstslide
Inprenting
Direct na de geboorte en in de eerste weken erna. (afhankelijk van de diersoort)
Wordt onthouden en niet meer vergeten
Slide 39 - Tekstslide
Trial and Error
'Proberen en fouten maken'
Deze vogel eet een monarchvlinder.
Die zijn erg vies: de vogel gaat ervan overgeven.
Geprobeerd en geleerd: een volgende keer zal hij de vlinder niet eten: hij weet dat hij ervan gaat overgeven
Slide 40 - Tekstslide
Conditionering
Koppelt het gedrag aan iets anders.
Koppelt het gedrag aan beloning en/of straf (dresseren)
Slide 41 - Tekstslide
Imitatie
Leren door te kijken naar soortgenoten of andere dieren
Slide 42 - Tekstslide
Politiepaarden worden getraind met vuur en harde knallen. Hierdoor schrikken ze niet meer
A
Conditionering
B
Imitatie
C
Gewenning
D
Inprenting
Slide 43 - Quizvraag
Een hongerige kikker eet een wesp op en wordt gestoken. Voortaan laat hij alle geel-zwarte insecten met rust.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Trial and error
D
Conditionering
Slide 44 - Quizvraag
Een koekoek legt haar eieren in een nest van een andere soort. Dit is de zelfde soort als waarin ze zelf zijn grootgebracht.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Conditionering
D
Imitatie
Slide 45 - Quizvraag
A
Conditionering
B
Gewenning
C
Imitatie
D
Inprenting
Slide 46 - Quizvraag
A
inprenting
B
gewenning
C
conditionering
D
inzichtelijk leren
Slide 47 - Quizvraag
Hoe noem je leren tijdens een korte (gevoelige) periode?
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Trial and error
D
Conditionering
Slide 48 - Quizvraag
Na het horen van een knal gooit je kamergenoot een prop tegen je hoofd. Na een tijd duik je vanzelf weg bij het horen van de knal. Welk leerproces is dit?
A
Operante conditionering
B
Klassieke conditionering
C
Gewenning
D
Inzicht
Slide 49 - Quizvraag
Hoe heet het als een dier leert door een ander dier te observeren?
A
Imitatie leren
B
sensitisatie
C
habituatie
D
klassieke conditionering.
Slide 50 - Quizvraag
Bij welk leerproces leer je mens of dier niet te reageren op een bepaalde prikkel? Of juist wel!
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Trial and error
D
Conditionering
Slide 51 - Quizvraag
Je ringtone is een toeter van een auto. Als een echte auto toetert heb je de neiging om je telefoon te pakken.
A
Inprenting
B
Conditionering
C
Imitatie
D
Gewenning
Slide 52 - Quizvraag
De honden leren het zoeken van overlevenden tijdens een training. Hoe heet deze vorm van leren?
A
Conditionering
B
Gewenning
C
Inprenting
D
Aangeleerd gedrag
Slide 53 - Quizvraag
De chimps hiernaast zijn bezig met het verzamelen van hun eten. Dat bestaat onder andere uit termieten die ze met behulp van een takje uit een termietenheuvel peuteren. Ze laten de termieten een einde op het takje lopen om ze vervolgens langs hun lippen af te vegen. Op welke manier hebben de chimpansees geleerd dat dit een effectieve manier is om eten te verzamelen?
A
inprenting
B
gewenning
C
conditionering
D
imitatie
Slide 54 - Quizvraag
Je ringtone is een toeter van een auto. Als een echte auto toetert heb je de neiging om je telefoon te pakken.