Deel 2 voorbereiding Mens en Zorg

Mens en Zorg
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Mens en Zorg

Slide 1 - Tekstslide

Laatste puntje op de ......
Wat  gaan wij doen vandaag?
Eerste lesuur: de laatste puntjes op de "i"wat betreft de theorie.
Tweede lesuur: oefenen met EHBO (dekverband, snelverband en wonddrukverband).
Weet jij de indeling van het PO op dinsdag? Check nog even.

Slide 2 - Tekstslide

Waar moet iemand met een hoge bloeddruk minder van binnen krijgen?
A
Gluten
B
Lactose
C
Zout
D
Fruit

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor 'Zout'
A
Kalium
B
Natrium
C
Calorie
D
Koolhydraat

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Je moet een vegetarisch menu maken. Welk voedingsmiddel kun gebruiken?
A
zalm
B
ei
C
gelatine
D
ansjovis

Slide 6 - Quizvraag

Wie draagt leren schoenen?
A
Vegetariër
B
Veganist
C
Vegetariër en veganist wel
D
Vegetariër en veganist niet

Slide 7 - Quizvraag

Voedingsgewoonten=
Religie
Cultuur
Gezondheid
Geslacht
Persoonlijke smaak

Wat je gewend bent te eten en hoe je eet

Slide 8 - Tekstslide

Koosjer eten
Koosjere voeding:
Voeding van religieuze joden 

  • Geen varkensvlees 
  • Bepaalde vis en vogelsoorten niet
  • Melk en melkgerechten niet in contact met vlees
  • Geen bloed van dieren in het gerecht
  • Geen gelatine

Slide 9 - Tekstslide

Een gesprek voeren

Slide 10 - Tekstslide

Waar begin je een open vraag mee?

Slide 11 - Woordweb

Open vragen
  • Zijn vragen die beginnen met een vragend voornaamwoord, zoals: Hoe? Wat? Wanneer? Waar? Wie of Waarom?
  • Je nodigt iemand uit om vrij (en uitgebreid) te zeggen wat zij/hij wil. (gevoelens, mening, gedachten en ervaringen

Slide 12 - Tekstslide

Zijn deze vragen open of gesloten?
Welke hobby's heeft u?
Houdt u van spelactiviteiten?
Hebt u een goede conditie?
Bent u bekend met de voorzieningen in de wijk?
Hoe hebt u van ons aanbod gehoord?
open
gesloten
open
gesloten
open
gesloten
open 
gesloten
open 
gesloten

Slide 13 - Sleepvraag

Thuisbegeleiding en jeugd(gezondheids)zorg
Gezondheidszorg

Slide 14 - Tekstslide

Wat is thuisbegeleiding?
A
Iemand die je helpt met een huis vinden
B
Iemand die je helpt met gezinsproblemen
C
Iemand die je helpt met medicijnen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quizvraag

 Wat is en wat doet een thuisbegeleider?

Een thuisbegeleider helpt mensen of gezinnen met (meerdere) lastige problemen.

-  Stimuleert de cliënt het sociale netwerk te versterken
-           Ondersteunt en begeleidt de cliënt bij opvoeding
-     Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
-             Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een mantelzorger?
A
Iemand van de thuiszorg
B
Familie of vrienden die voor je zorgt
C
Iemand die voor je zorgt en betaald krijgt
D
Een thuisbegeleider

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Wat is een kenmerk van een depressie?
A
slecht slapen en je down voelen
B
lusteloosheid en slecht slapen
C
geen zin hebben om iets met vrienden af te spreken
D
niet lekker in je vel zitten en niet willen praten

Slide 19 - Quizvraag

Depressie
Psychische stoornis waarbij je je bijna dagelijks neerslachtig voelt. 

Slide 20 - Tekstslide

Leefstijl

Slide 21 - Tekstslide

Tekst
Gezonde leefstijl
Ongezonde leefstijl

Voldoende bewegen

Groenten en fruit eten


Gezond eten  (schijf van vijf)

Roken en alcohol drinken


Voldoende rust nemen en voor jezelf zorgen
      
Veel vet eten

Slide 22 - Sleepvraag

Wat wordt er bedoeld met "leefstijl"?

Slide 23 - Woordweb

Wat is een gezonde leefstijl?
Leefstijl= je manier van leven
Dus je gewoonten van eten, drinken, roken, slapen, schoolwerk, bewegen en ontspannen.

Je leefstijl kies je zelf!

Gezonde leefstijl: gezond eten, voldoende rust, voldoende bewegen!
Ongezonde leefstijl: Alcohol drinken, roken, veel vet eten, weinig bewegen

Slide 24 - Tekstslide

Medicatie

Slide 25 - Tekstslide

Op welke manieren kun je medicatie toedienen?

Slide 26 - Woordweb

Toedienen medicijnen
- rectaal (via de anus)
- oraal ( via de mond)
- door de huid (zalf op de huid smeren)
- door de luchtwegen (via in-ademhaling) 
- injectie 

Slide 27 - Tekstslide

Vrij verkrijgbare medicijnen zijn:
A
Medicijnen die je met een recept bij de apotheek moet ophalen.
B
Medicijnen die je kunt kopen bij de apotheek, drogist, supermarkt.
C
Medicijnen die de huisarts heeft voorgeschreven.
D
Medicijnen waarin vitaminen en mineralen zitten.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een bijsluiter?
A
Iemand die je de medicijnen geeft.
B
Het briefje in het doosje waar informatie op staat.
C
De medicijnen in het doosje.
D
Het etiket op het doosje.

Slide 29 - Quizvraag

Een bijsluiter:
Een bijsluiter is een boekje/folder met informatie dat je krijgt bij medicijnen

Slide 30 - Tekstslide

Huishoudelijke taken 

Slide 31 - Tekstslide

Geef twee voorbeelden van huishoudelijke werkzaamheden die jij thuis uitvoert of kan uitvoeren?

Slide 32 - Open vraag

Huishoudelijke taken:
Werk je bij in de thuiszorg, dan lever je o.a. ook huishoudelijke hulp voor mensen die door ziekte, beperking of ouderdom hun huishouden niet (helemaal) zelf meer kunnen doen.  Je ondersteunt en helpt bijvoorbeeld bij:
  • stofzuigen en dweilen
  • ramen zemen  
  • schoonmaken toilet, badkamer, keuken
  • afwassen
  • kleding wassen en strijken
  • beddengoed verschonen 
Huishoudelijke taken:

Werk je in de thuiszorg, dan lever je ook huishoudelijke hulp voor mensen die door ziekte, beperking of ouderdom hun huishouden niet (helemaal) zelf meer kunnen doen. Je ondersteunt en helpt bijvoorbeeld bij het:

-   stofzuigen en dweilen
-   ramen zemen
-   schoonmaken toilet, badkamer, keuken
-   afwassen
-   kleding wassen en strijken
-   beddengoed verschonen 

Slide 33 - Tekstslide

Persoonlijke verzorging

Slide 34 - Tekstslide

Als helpende zorg geef je persoonlijke verzorging aan cliënten.
Welke werkzaamheid hoort bij persoonlijke verzorging?
A
boodschappen doen
B
ramen zemen
C
lichaamstemperatuur meten
D
gezinswas doen

Slide 35 - Quizvraag

Geef meer voorbeelden van persoonlijke verzorging

Slide 36 - Woordweb

Persoonlijke verzorging
Onder persoonlijke verzorging wordt alles verstaan wat tot de lichamelijke verzorging hoort. Voorbeelden van hulp bij persoonlijke verzorging zijn: 

- Hulp bieden bij het wassen, tanden poetsen, aankleden, haren kammen en wonden verzorgen;
- De cliënt uit en in bed helpen of ondersteunen hierbij;
- Hulp bieden bij het gebruiken van hulpmiddelen;
- De cliënt hulp bieden bij het eten en drinken;

Slide 37 - Tekstslide

Wat gebeurt er met een wond als je niet hygiënisch werkt
A
niets
B
het kan gaan zweren en bloeden
C
het kan gaan ontsteken

Slide 38 - Quizvraag

Hygiëne is een verzamelnaam voor alle handelingen die ervoor zorgen dat je zo min mogelijk in aanraking komt met ziekteverwekkers 
Denk aan: handen wassen, douchen, het schoonhouden van de keuken, het bewaren van etenswaren in de koelkast, het desinfecteren van voorwerpen of oppervlakken

Slide 39 - Tekstslide

EHBO

Slide 40 - Tekstslide

Betekenis EHBO
Eerste Hulp Bij Ongelukken
Doel: levens redden en schade beperken
Je bent de eerste schakel in de keten van hulpverlening.

Wist je dat:
je in NL als burger verplicht bent om omstanders in nood te helpen?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Uit hoeveel regels bestaan de basisregels van EHBO
A
4
B
5
C
2
D
9

Slide 43 - Quizvraag

EHBO basis regels
  1. Let op gevaar
  2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert
  3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
  4. Zorg voor professionele hulp
  5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt

Slide 44 - Tekstslide

Als iemand zich verslikt dan is er hulp nodig.
Hoe noem je deze hulp?
A
verpleging
B
EHBO
C
verzorging
D
welzijnswerk

Slide 45 - Quizvraag

Wat is het eerste wat je doet als je naar een slachtoffer toe gaat?
A
Zeggen dat je EHBO hebt (geruststellen).
B
Op gevaar letten.
C
Kijken wat er is gebeurd.
D
Het slachtoffer verplaatsen naar een veilige plek

Slide 46 - Quizvraag

Vragen over de theorie?
In groepjes aan de slag met een dekverband, snelverband en een wonddrukverband.

Slide 47 - Tekstslide

Evaluatie
Tips en tops

Slide 48 - Woordweb