B3 H3 grammatica: Samengestelde zinnen

Nederlands                                           Samengestelde
                                                                              zinnen 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederlands                                           Samengestelde
                                                                              zinnen 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 2 - Woordweb

Persoonsvorm 
  • Zet de zin in een andere tijd
Rita koopt een boek
Rita kocht een boek 
  • Maak er een vraagzin van
Kocht Rita een boek?

Slide 3 - Tekstslide

Verander de zin van tijd:
Hij leest daar dagelijks in.

Slide 4 - Open vraag

Verander de zin van tijd:
Karin weet dat ze te laat is.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de pv?
Kevin heeft een boek geleend.
A
heeft
B
geleend

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Hij leest daar dagelijks in.

Slide 7 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 8 - Woordweb

Onderwerp
  • 'Onderwerpsvraag'
Wie of wat + ww gezegde 

Rita koopt een boek.
Wie of wat koopt? Rita (ow)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de 'onderwerpsvraag' in deze zin?
Mijn tante heeft een lekkere taart gebakken.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Mijn tante heeft een lekkere taart gebakken.
A
Mijn tante
B
heeft
C
een lekkere taart
D
gebakken

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Wouter zat in het park te vissen
A
Wouter
B
zat
C
het park
D
te vissen

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat weten we al van samengestelde zinnen?

Slide 14 - Woordweb

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.

Slide 15 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Met een verbindingswoord, zoals maar, omdat of want, kun je van twee zinnen een samengestelde zin maken.

Voorbeeld:
Annique leest een boek. Rick leest een stripverhaal.
Annique leest een boek, maar  Rick leest een stripverhaal.

Slide 16 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
LET OP:
De volgorde van de zinnen moet soms veranderd worden... 

Voorbeeld:
Giel zit op basketbal. Hij houdt van sporten.
Giel zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.

Slide 17 - Tekstslide

Verbind de zin door middel van een passend verbindingswoord:
Het derde lesuur houdt Mo zijn presentatie. De klas luistert.
A
dus
B
maar
C
omdat

Slide 18 - Quizvraag

Verbind de zin door middel van een passend verbindingswoord:
Robin heeft strafwerk. Ze praatte tijdens de les.
A
dus
B
maar
C
omdat

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Persoonsvorm in samengestelde zin  

  • Zet de zin in een andere tijd

Ariane vertelt dat ze een prijs heeft gewonnen.
Ariane vertelde dat ze een prijs had gewonnen.

Slide 21 - Tekstslide

Onderwerp in samengestelde zin


Stel met iedere persoonsvorm de onderwerpsvraag.

Wie/ wat + pv (gezegde)


VOORBEELD:

Ariane vertelt dat ze een prijs heeft gewonnen. 

1. Wie (of wat) vertelt?        Onderwerp = Ariane

2. Wie (of wat) heeft?      Onderwerp = ze


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat weet ik nu?
  • Ik weet nu hoe ik de persoonsvorm en het onderwerp in een enkelvoudige zin én in een samengestelde zin kan vinden. 
  • Ik kan zelf een samengestelde zin maken.

Slide 24 - Tekstslide