Test hoofdstuk 7 magnetisme

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het magnetisme van een permanente magneet kun je uitschakelen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De noordpool van een permanente magneet en de zuidpool van een elektro-magneet stoten elkaar af.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Bij gelijkspanning blijft de richting van de stroom in de stroomkring gelijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

De frequentie is het aantal wisselingen per seconde
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Een transformator heeft twee spoelen.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een transformator werkt op wisselspanning.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welk voorwerp kun je optillen met een sterke magneet?
A
dakgoot van zink
B
fiets van aluminium
C
pot van koper
D
staaf van staal

Slide 10 - Quizvraag

Najib maakt vier tekeningen van de krachtlijnen rond een staafmagneet
In welke tekening zijn de krachtlijnen goed getekend?
A
tekening A
B
tekening B
C
tekening C
D
tekening D

Slide 11 - Quizvraag

Een magneet heeft een zuidpool en een noordpool. De magneet wordt doormidden gebroken
Wat gebeurt er met het magnetisme van de twee delen?

A
beide delen zijn niet meer magnetisch
B
rood = noordpool blauw(wit)=zuidpool
C
breuklijnen stoten elkaar af
D
breuklijnen trekken elkaar aan

Slide 12 - Quizvraag

Een fietsdynamo wekt elektrische stroom op.
Wat draait er rond in een fietsdynamo?

A
Koperen kern
B
Magnetische kern
C
Nikkel kern
D
Ijzeren kern

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide


Serie of parallel?
A
Dit is een serieschakeling
B
Dit is een parallelschakeling

Slide 15 - Quizvraag

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het symbool voor de weerstand
A
W
B
R
C
Ω
D
D

Slide 17 - Quizvraag

Wat doet een weerstand
A
De stroom zo snel mogelijk doorlaten
B
De stroom helemaal tegenhouden
C
de stroom een beetje tegenhouden (vertragen van de stroom
D
de stroom versnellen

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer is de weerstand bij een LDR zo klein mogelijk?
A
Bij een lage temperatuur
B
Bij een hoge temperatuur
C
Bij veel licht
D
Bij weinig licht

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de weerstand als een NTC in de zon ligt?
A
Wordt lager
B
Wordt hoger

Slide 20 - Quizvraag

NTC
A
Niet tellende coëfficiënt
B
Temperatuur gevoelige weerstand.
C
Negatieve type weerstand

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e

Slide 24 - Quizvraag

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is het reedcontact dicht
B
Ja, want dan is het reedcontact dicht
C
Nee, want dan is het reedcontact open
D
Ja, want dan is het reedcontact open

Slide 25 - Quizvraag