4.3 Weerstand en snelheid Pietertje

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

4.3 Weerstand en snelheid

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ontstaat beweging?


Voor beweging heb je kracht nodig.


Bij de wielrenner Stefan Haas is dat spierkracht.

Slide 3 - Tekstslide

Ontstaan van beweging


- Spierkracht

- Zwaartekracht

- Waterkracht

- Windkracht

- Motorkracht

- Veerkracht

Slide 4 - Tekstslide

Tegenwerkende krachten

Als je fietst, merk je dat de luchtweerstand je afremt. Je voelt deze weerstand als tegenwind.


Hoe sneller je fietst, hoe groter de luchtweerstand.

Slide 5 - Tekstslide

Rolweerstand
Ook de rolweerstand van je wielen remt je af. De rolweerstand is groot op een ruwe ondergrond zoals een grindpad of zand.

Slide 6 - Tekstslide

Weerstandskrachten

Luchtweerstand en rolweerstand zijn weerstandskrachten.


Ze werken een beweging tegen.

Slide 7 - Tekstslide

Een aerodynamische vorm zorgt er voor dat je minder last hebt van luchtweertstand.

Slide 8 - Tekstslide

Filmpje
Nu zie je een filmpje waarin Formule 1 coureur Lewis Hamilton een bezoekje brengt aan een Mercedes fabriek. 

Hij staat in de windtunnel naast een auto die getest wordt. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Versnellen of vertragen
 

Slide 11 - Tekstslide

Snelheid?

Snelheid geef je aan in kilometer per uur of meter per seconde.

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid kun je berekenen.

Je doet dan afstand delen door tijd. Hier gebruiken we een formule voor met een aantal grootheden en eenheden. 

Afstand: s
Tijd: t
Snelheid: V


snelheid=tijdafstand
s=tV

Slide 13 - Tekstslide

Welk symbool gebruik je voor de grootheid afstand?
A
s
B
V
C
t

Slide 14 - Quizvraag

Welk symbool gebruik je voor de grootheid tijd?
A
s
B
V
C
t
D
A

Slide 15 - Quizvraag

Welke symbool gebruik je voor de grootheid snelheid?
A
s
B
V
C
t
D
A

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent gemiddelde snelheid?
A
Dat het de werkelijke snelheid is op het moment zelf.
B
Dat het een snelheid is die gerekend is over een bepaalde afstand en tijd.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de formule om gemiddelde snelheid te berekenen
A
snelheid =afstand : tijd
B
snelheid = tijd : afstand
C
tijd = snelheid x afstand

Slide 18 - Quizvraag

Henk fietst 40 kilometer in 2,5 uur. Wat was zijn gemiddelde snelheid?
A
16 km/h
B
20 km/h
C
18 km/h
D
14 km/h

Slide 19 - Quizvraag

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,3 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s

Slide 20 - Quizvraag

Lees 4.3
En maak daarna de opdrachten van 4.3 van 1tm11
Laatste 10 minuten is er ruimte om ook vragen te stellen over het project.

Slide 21 - Tekstslide