't kofschip

'T kofschip: d of t?
d of t?
Kijk naar de laatste letter van de stam van het werkwoord.


Wat is de stam?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

'T kofschip: d of t?
d of t?
Kijk naar de laatste letter van de stam van het werkwoord.


Wat is de stam?

Slide 1 - Tekstslide

Woorden die eindigen met -d
Als de medeklinker NIET in 't k(o)fsch(i)p staat, is de laatste letter van het ge-woord een d.


Wonen     -woon      -gewoond
Horen       -hoor        -gehoord
Reizen      -reiz          -gereisd
Leven        -leev         -geleefd
naaien      -naaj        - genaaid 
(Let op de letter i wordt de letter j.)

Slide 2 - Tekstslide

Woorden die eindigen met -T
Als de medeklinker WEL in 't k(o)fsch(i)p staat, is de laatste letter van het ge-woord een t.
Werken        -werk        -gewerkt
Maken          -maak      -gemaakt
Dansen        -dans        -gedanst
Koken           -kook        -gekookt
Stoppen       -stop         -gestopt

Slide 3 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden
Bij het ge-woord van een scheidbaar werkwoord komt -ge- tussen het eerste en het tweede deel.
Opbellen    - opgebeld
Schoonmaken   - schoongemaakt
Opruimen         - opgeruimd

Slide 4 - Tekstslide

Bijzondere werkwoorden
Als een werkwoord begint met ont-, be-, ge-, ver-, of er- wordt er geen ge- meer gebruikt.
Ik heb hem gisteren ontmoet.
Wat heb je allemaal beleefd?
Wie heeft de schaar gebruikt?
Wie heeft jou dat verteld?
Hij heeft zijn fout erkend.

Slide 5 - Tekstslide

Maak de stam en het ge-woord
Voorbeeld: Dansen  - dans  - gedanst

  Volledig werkwoord - stam - ge-woord

Slide 6 - Tekstslide

Spelen

Slide 7 - Open vraag

Zeggen

Slide 8 - Open vraag

Maken

Slide 9 - Open vraag

Koken

Slide 10 - Open vraag

Wonen

Slide 11 - Open vraag

Stoppen

Slide 12 - Open vraag

Voltooide tijd
De voltooide tijd wordt gemaakt met het hulpwerkwoord hebben of zijn en een ge-woord
Voorbeeld:
Mijn broer huurt een huis. 
- Mijn broer heeft een huis gehuurd.

Slide 13 - Tekstslide

Zet de zin in de voltooide tijd.

Slide 14 - Tekstslide

'Mijn zus spaart veel geld.'

Slide 15 - Open vraag

'Het kind speelt met een bal.

Slide 16 - Open vraag

'Ik hoor een vliegtuig.'

Slide 17 - Open vraag

'De leerlingen werken hard.'

Slide 18 - Open vraag

'Ze maken een toets'

Slide 19 - Open vraag

'Hij vraagt iets aan Ahmed.'

Slide 20 - Open vraag

'Wij reizen met het vliegtuig.'

Slide 21 - Open vraag

'Zij wachten bij de douane.'

Slide 22 - Open vraag

'We logeren zes weken bij mijn opa en oma.'

Slide 23 - Open vraag

'Het regent de hele dag.'

Slide 24 - Open vraag