vaardigheden

Vaardigheden en se vragen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vaardigheden en se vragen

Slide 1 - Tekstslide

Om het verhaal te snappen...
- inleven
- tijden kennen (de volgorde vooral) en ka
- de begrippen en personen kennen.

Slide 2 - Tekstslide

Republiek-VMT

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de gebeurtenis naar het juiste jaartal
1566
1521
1567
1568
Begin van de opstand
Luther moet voor de Rijksdag verschijnen
Smeekschrift der Edelen
Alva komt naar de Nederlanden

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep de gebeurtenis naar het juiste jaartal
1566
1555
1579
1568
Begin van de opstand
Filips II wordt heer van de Nederlanden
Beelden
storm
Unie van Atrecht/ Utrecht

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep de personen naar de juiste omschrijving
Deze persoon was de stadhouder van De Nederlanden

>>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon was de eerste koning van het Duitse keizerrijk
>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon was een bekende Nederlandse-Joodse filosoof
>>>>>>>>>>>>>>>>>
Deze persoon werd gestuurd door de koning om protestanten te straffen >>>>>>>>>
Deze persoon had als missie de hele wereld katholiek te maken
>>>>>>>>>
Deze persoon wilde de katholieke kerk veranderen  >>>>>>>>>
Fillips II
Karel V
Willem v. Oranje
Alva van Parma
Maarten Luther
Baruch Spinoza

Slide 6 - Sleepvraag

➤Sleep de onderdelen naar de juiste plek
Protestant
Katholiek
Maarten Luther
De Paus
Aflaten
Bijbel in volkstaal
Latijnse kerkdienst
Sober
Beeldenverering
Reliekenverering
'Kale' kerk
Beelden in de kerk
'Magische' handelingen
Sobere handelingen

Slide 7 - Sleepvraag

Vb vragen op een toets met betrekking tot personen



In de zestiende eeuw kregen de ideeën van Calvijn in de Nederlandse gewesten meer aanhang dan de ideeën van Luther.

  Geef aan:
   welke opvatting Luther had over gehoorzaamheid aan de overheid en 1p
   welke opvatting Calvijn hierover had en 1p
   wat dit betekende voor de Nederlandse Opstand. 1p


Slide 8 - Tekstslide

Vorst is hoofd van de kerk, bij Calvijn niet. Mensen, die in opstand willen komen, gaan Calvijn naleven, omdat die zegt dat als de vorst de bijbel niet naleeft er in opstand mag worden gekomen.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noem minstens vier kenmerkende aspecten die betrekking hebben op het oorzaak-gevolg schema.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect past hierbij?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect past bij het paleis van Karel V?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Wel kenmerkend aspect past hierbij?

Slide 17 - Open vraag

Duitsland en KO-bronnen

Slide 18 - Tekstslide

Hoe  betrouwbaar is de bron? Waar let je op?
  • Persoon: Wie heeft de bron gemaakt?
  • Tijd: Wanneer is de bron gemaakt?
  • Plaats: Waar is de bron gemaakt?
  • Bedoeling: Wat is het doel van de maker?
  • Informatie: Hoe kwam de maker aan de informatie? 







Slide 19 - Tekstslide

Masterclass Bronnen

Slide 20 - Tekstslide

Is de bron representatief?
  • Geldt de bron voor 1 geval/persoon: niet representatief.
  • Geldt de bron voor een grote groep/meer gevallen: wel representatief

representatief voor deze tijd?
Begin met: wat zie ik?
Je ziet mensen zwaaien naar anderen aan de andere kant van een muur.
is de bron representatief?
Bedenk: welke tijd/gebeurtenis hoort hierbij?
Je ziet dat er een muur gebouwd is: Berlijn 1961

is de bron representatief?
Geldt de gebeurtenis voor 1 persoon of voor een grote groep mensen in Berlijn?
Het afgescheiden worden van familie goldt voor veel mensen in Berlijn in die  tijd
is de bron representatief?
de bron is representatief voor deze tijd in de stad Berlijn.

Slide 21 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid van de bron.
- in welke plaats/land/gebied is de bron gemaakt, achtergrond van de maker (politiek idee, geloof, arm of rijk, leeftijd, beroep)
- een bron is altijd tijd- en plaatsgebonden
- dit onderdeel gebruik je bij het vaststellen van de betrouwbaarheid van de                      bron

Slide 22 - Tekstslide

Stappenplan analyseren spotprent
  1. Lees de vraag goed! Wat is de opdracht precies?
  2. Lees de titel, onderschrift, toelichting, tekst in de tekening.
  3. Waar gaat het over?  Wie zie je?

  4. In welke tijd speelt dit zich af?
  5. Welke symbolen/tekens zie je?
  6. Tegenstellingen of overdrijvingen?
  7. Bepaal nu de mening of bedoeling van de maker door gebruik te maken van een element uit de bron.



Slide 23 - Tekstslide

Opdracht

Noteer in je schrift het volgende:

1. Wie / Wat zie je? Welke symbolen herken je?

2. Over welke gebeurtenis gaat de spotprent? Welk jaartal?

3. Leg uit wat de mening van de tekenaar is.

4. Welke examenvraag of welk begrip zou je hieraan kunnen verbinden?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide