6.3: Gedrag beschrijven

6.3 Gedrag beschrijven
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.3 Gedrag beschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Reflectie vorige lessen en voorkennis
Speedrun op je wisbordje (juist / onjuist)
1. Zintuigcellen zetten prikkels om in impulsen
2. Zintuigcellen geven neurotransmitters of aan sensorische zenuwcellen
3. Licht is voor het gehoorzintuig een adequate prikkel
4. Geluid is een voorbeeld van een prikkel
5. De dikte van de lens wordt bepaald door het straalvormig lichaam
6. Als je iets van veraf bekijkt is het straalvormig lichaam ontspannen en staan de lensbandjes strak
7. Mensen die bijziend zijn kunnen dichtbij niet goed scherp zien en hebben een plus bril nodig.
8. Plus brillen hebben holle lenzen
9. Een bolle lens vergroot de brandpuntafstand
10. Als je in een donkere kamer bent heb je grote pupillen
11. Communicatie is de grootste uitdaging voor dove mensen

timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  1. Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag ontstaat
  2. Je kunt een simpel gedragsstudie opzetten en uitvoeren.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel 1
In de komende paragrafen zijn begrippen heel belangrijk. Maak dus een begrippenlijst. Ik heb voor jullie al voorzien van invullijstje, vul die aan tijdens de uitleg iedere les. 

Slide 4 - Tekstslide

Ethologie
Ethologie = studie van het gedrag van dieren

Gedrag = alle waarneembare activiteiten van een dier of mens

Adequaat gedrag = gedrag dat de fitness van een dier vergroot 
Wat is fitness?

Slide 5 - Tekstslide

Van prikkel tot handeling
Gedrag is opgebouwd uit opeenvolgende handelingen. Deze handelingen noemen we gedragselementen.

Voorbeelden van gedragselementen:
Kauwen, knipperen, krabben, tanden laten zien, etc...

Slide 6 - Tekstslide

Prikkel en respons
Gedrag begint met prikkels.

Prikkels kunnen komen uit:
  • Externe omgeving (bijv. geur van patat)
  • Interne omgeving (bijv. honger gevoel)
De reactie van een dier of mens op prikkels noem je een respons

Slide 7 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren.

Voorbeelden van verschillende motivaties:
- Voedingsdrang (honger en dorst)
- Vluchtdrang (behoefte aan veiligheid)
- Voortplantingsdrang (paringsdrang)


Slide 8 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(Verband tussen prikkels en motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren.

De motivatie wordt bepaald door optelsom van interne prikkels en externe prikkels

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Voorbeeld:
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 

Slide 9 - Tekstslide

 Periodieke invloeden
Interne prikkels worden vaak geregeld door hormonen. 

Hormoonspiegels variëren door de tijd.

Hierdoor zijn interne prikkels op ene moment veel sterker dan op andere moment.

Ook externe prikkels kunnen variëren in de tijd:
- Daglengte
- Temperatuur

Periodieke invloeden: Regelmatige schommelingen in interne of externe prikkels 


Slide 10 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(handelingen)
Het gedrag dat je vertoont bestaat uit een combinatie van aangeleerd gedrag, aangeboren gedrag en eventueel nieuwe handelingen. 

De terugkoppeling die plaats vindt in gedrag zorgt ervoor dat nieuwe handelingen vaker herhaald zullen worden of juist niet.

Als de nieuwe handeling je fitness (overlevingskans + voortplantingskans) verhoogt spreken we van adequaat gedrag. Adequaat gedrag zal vaker worden herhaald. 

Adequaat gedrag kan via DNA of via leerprocessen worden doorgegeven aan nakomelingen. 

Slide 11 - Tekstslide

Kleine uitlegafsluiter
Op je wisbordje:
1. Sommige apen hebben geleerd hoe je noten kunt kraken. Dit zorgde ervoor dat ze een nieuwe bron van voedsel hadden en dus hun overlevingskansen werden verhoogt. Juist of onjuist: Het kraken van noten is een voorbeeld van adequaat gedrag.
2. Hoe worden losse handelingen genoemd bij gedragsstudies? 
3. J of OJ? Motivatiesterkte wordt bepaald door een optelsom van interne prikkels
4. Noem een voorbeeld van een periodieke invloed op het gedrag van vogels
5. Hoe noemen we gedrag dat fitness van een dier verhoogt? 

timer
2:30

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag met de leerdoelen
Eerste 5 minuten in stilte voor jezelf

Maak van 6.3 opdracht 32 t/m 36

Klaar met de opdrachten? Ga alvast aan de slag met het oogverslag! Zie itslearning voor instructies. 
timer
5:00
Instructies verslag

Slide 13 - Tekstslide

Reflectie 6.3 deel 1
1. J of OJ? Motivatie is de bereidheid om bepaald gedrag uit te voeren 
2. J of OJ? Motivatie wordt bepaald door een optelsom van interne en externe prikkels
3. Noem een interne prikkel die om genoeg motivatie te krijgen voor het leren van een toets
4. Noem een voorbeeld van een externe prikkel 
5. J of OJ? Periodieke invloeden zijn regelmatige schommelingen in interne prikkels of externe prikkels
6. J of OJ? Het uitgevoerde gedrag (De respons) heeft een effect en zodoende terugkoppeling op het dier dat vervolgens leidt tot nieuwe prikkels en nieuw gedrag. 

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  1. Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag ontstaat
  2. Je kunt een simpel gedragsstudie opzetten en uitvoeren.

Slide 15 - Tekstslide

Gedrag bestuderen
Om onderzoek te doen naar gedrag van dieren en mensen maken onderzoekers gebruik van ethogrammen en protocollen


Slide 16 - Tekstslide

Ethogram
Als je gedrag gaat bestuderen maak je eerst een ethogram

In een ethogram beschrijf je alle gedragselementen die je kunt bedenken en geef je ze een code. Zie rechts een voorbeeld van een ethogram

Slide 17 - Tekstslide

Protocol
Tijdens het bestuderen van gedrag maak je gebruik van een protocol. 

In een protocol noteer je om de zoveel seconden welk gedragselement je ziet. Je gebruikt voor het noteren de afkortingen die je hebt bedacht in je ethogram.

Slide 18 - Tekstslide

Data analyse van protocollen

Uit een protocol kun je opmaken of er sprake is van gedragsketens in het gedrag van dieren

Als gedrag uit een serie gedragselementen in een vaste volgorde bestaat noemen we dat een gedragsketen.

Een voorbeeld van een gedragsketen is baltsgedrag bij dieren. 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag
Welke de volgende 4 vragen kun je wel of niet beantwoorden met een protocol?

1. Hoe vaak per minuut komt een gedragselement voor?
2. Hoeveel tijd kan een dier bezig zijn met één gedragselement?
3. Is er sprake van gedragsketens in het gedrag van het dier?
4. Wat voelt een dier als reactie op een toegediende prikkel?
5. Wat denkt een dier tijdens zijn gedrag?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Objectiviteit
Belangrijk bij het bestuderen van gedrag is dat je jouw eigen menselijke emoties niet gebruikt om gedrag te interpreteren. 

Voorbeeld: je ziet een hond kwispelen
Juiste beschrijving gedrag: De hond beweegt zijn staart snel heen en weer.
Onjuiste beschrijving: De hond is blij en wil spelen


Slide 22 - Tekstslide

Uitleg PO Gerbils
Je maakt het PO in drie of tweetallen

Je gaat een gedragsexperiment doen met woestijnratten.

We beginnen volgende les. 

2 lessen voor het experiment
1 les voor instructies maken verslag

Cijfer PO2: 
Weging SE: 2x (6%)
Weging overgang: 2x (Repetitiecijfer)



Slide 23 - Tekstslide

Uitleg PO deze week
  • Gedragsonderzoek bij gerbils (woestijnratten)
  • Je opstelling: Je krijgt een plastic bak met zaagsel en een gerbil. 
  • Je eigen onderzoek bedenken:
  • Je moet een controle experiment uitvoeren 
  • Je moet een interventie experiment uitvoeren. Dus je plaatst iets in de bak. 
  • Tijdens je experimenten vul je je protocol in. 

Slide 24 - Tekstslide

Programma PO
1e les: Ethogram maken en controle protocol invullen
2e les: Variabele toevoegen aan de bak en protocol invullen
3e les: Instructies verslag 

Slide 25 - Tekstslide

Praktische info:
  • Je werkt in drie of tweetallen
  • Het verslag telt 2x mee (net zo zwaar als een rep)
  • Bij het schrijven van het verslag kun je gebruik maken van de documenten op Itslearning. Maak daar gebruik van! Kijk van tevoren naar het beoordelingsformulier om te zien hoeveel gewicht ieder onderdeel krijgt.  
  • Je krijgt 1 les om te werken aan het verslag. Daarna zul je het samen in eigen tijd af moeten maken. 
  • Deadline: 

Slide 26 - Tekstslide

Verslag schrijven
Inleiding:
Begin een verslag door het internet te raadplegen en een theoretisch kader te beschrijven over je onderwerp:
- Welke organismes worden onderzocht?
- Wat is bekend over deze organismes?
- Wat wil je te weten komen in je onderzoek met betrekking tot deze organismes?

Maatschappelijke relevantie:
- Waarom is dit onderzoek nuttig voor de maatschappij?

Een goede inleiding beschrijft een logische aanleiding naar je onderzoeksvraag!

Tip: Je kunt je verhaal ondersteunen met plaatjes




Slide 27 - Tekstslide

Verslag schrijven
Onderzoeksvraag:
- Uit onderzoeksvraag kan de lezer opmaken wat er wordt gemeten in het onderzoek
- Uit onderzoeksvraag kan de lezer opmaken van welke organismes er gebruik wordt gemaakt
- De onderzoeksvraag vraagt slechts naar de invloed van 1 variabele 
- De onderzoeksvraag is de belangrijkste zin in je verslag. Let dus op spelling en interpunctie. 

Hypothese:
Geeft voorspellend antwoord op de onderzoeksvraag in een stellende zin.
Tip: Als... Dan... hypothese

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
6.3 Opdracht 37 t/m 40


instructies oogverslag

Slide 29 - Tekstslide