Oefenen voor het proefwerk
1 / 31
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Is vorm een stofeigenschap?
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quizvraag
Welke grootheid is een stofeigenschap
A
Massa
B
Volume
C
Dichtheid
D
temperatuur
Slide 4 - Quizvraag
Een stuk ijzer weegt 34 gram. Dit is een stofeigenschap.
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quizvraag
Wat is géén stofeigenschap?
A
Kleur
B
Fase bij kamertemperatuur
C
Brandbaarheid
D
Massa
Slide 6 - Quizvraag
Het smeltpunt van kaarsvet is 56 graden. Dit is een stofeigenschap.
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
ontvlambaar
C
brandbevorderend
D
schadelijk
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
schadelijk
C
giftig
D
milieugevaarlijk
Slide 9 - Quizvraag
Welke eigenschap heeft glas?
A
Breekt niet
B
Kan tegen bijtende stoffen
C
Is erg taai
D
Smelt snel
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een eigenschap van metaal?
A
Kan goed tegen bijtende stoffen
B
Is altijd zwaar
C
Breekbaar
D
Kan stroom geleiden
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn de eigenschappen van metalen?
Slide 12 - Woordweb
Legeringen worden vaak toegepast als materiaal. Wat is een legering? Een legering is:
A
een mengsel van metalen
B
een mengsel van ijzererts en koolstof
C
een mengsel van ijzererts en kopererts
D
een mengsel van kunststoffen en metalen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de grondstof voor kunststof?
A
Hout
B
IJzererts
C
Aardolie
D
Bauxiet
Slide 14 - Quizvraag
Welke eigenschap hoort bij keramische materialen?
A
Doorzichtig
B
Buigbaar
C
Kan goed tegen warmte
D
Kan niet tegen bijtende stoffen
Slide 15 - Quizvraag
Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G
Slide 16 - Quizvraag
Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder
Slide 17 - Quizvraag
De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram
Slide 18 - Quizvraag
De massa van 1 kubieke cm van een stof noem je
A
de oppervlakte
B
de omtrek
C
de dichtheid
D
de inhoud
Slide 19 - Quizvraag
Volume kun je bepalen met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder
Slide 20 - Quizvraag
Hoe kunt je het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen?
A
V = Πxr2
B
V = Πxr2 x h
C
V = l x b
D
V = l x b x h
Slide 21 - Quizvraag
Welke formule hoort bij de onderdompelmethode
A
Volume =
eindstand -beginstand
B
Volume =
beginstand - eindstand
C
massa =
eindstand - beginstand
D
massa =
beginstand - eindstand
Slide 22 - Quizvraag
beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
eindstand: 24 mL
Volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3
Slide 23 - Quizvraag
Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?
Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte
Slide 24 - Quizvraag
Hoe bereken je de dichtheid van een voorwerp
A
dichtheid =
massa x volume
B
dichtheid =
massa : volume
C
dichtheid =
volume : massa
D
dichtheid =
eindstand - beginstand
Slide 25 - Quizvraag
De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g
Slide 26 - Quizvraag
De massa = 15 g.
De dichtheid = 3 g/cm3
Bereken het volume.
De dichtheid = 3 g/cm3
Bereken het volume.
A
15 : 3 = 5 cm3
B
3 : 15 = 0,2 cm3
C
15 x 3 = 45 cm3
Slide 27 - Quizvraag
De dichtheid = 2,5 g/cm3.
Het volume = 4 cm3.
Bereken de massa.
Het volume = 4 cm3.
Bereken de massa.
A
4 : 2,5 = 1,6 g
B
2,5 : 4 = 0,625 g
C
2,5 x 4 = 10 g
Slide 28 - Quizvraag
De massa = 10 g.
Het volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?
Het volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3
Slide 29 - Quizvraag
Een gouden ketting heeft een massa van 35 g. De dichtheid van goud is 19,3 g/cm3. Bereken het volume.
A
35 : 19,3 = 1,8 cm3
B
19,3 : 35 = 0,55 cm3
C
35 x 19,3 = 675,5 cm3
Slide 30 - Quizvraag
Wat moet je niet vergeten
voor het proefwerk?
voor het proefwerk?
