BO les 7

Welkom!
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check in!



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BO les 5
Wat gaan we doen vandaag?
- de gehandicaptenzorg
- N.a.h.
- verstandelijke beperking


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gehandicaptenzorg
De gehandicaptenzorg is een verzamelnaam voor organisaties die de zorg, ondersteuning en begeleiding verzorgen voor cliënten met een beperking die ondersteuning nodig hebben. Deze ondersteuning kan licht of intensief zijn.


Het doel van de gehandicaptenzorg is mensen met een beperking zo goed mogelijk te ondersteunen, zodat ze hun leven zo goed en zelfstandig mogelijk kunnen leiden.

Welke ondersteuningsvormen zijn er binnen de gehandicaptenzorg?

Slide 5 - Tekstslide

Ondersteuningsvormen zijn o.a.:
- dagbesteding
- woonvormen
- ambulante hulpverlening

(koppel dit weer aan de eerdere theorie over intramuraal, extramuraal ect.)
Gehandicaptenzorg
  • cliënten met een lichamelijke beperking
  • cliënten met een (licht) verstandelijke beperking
  • cliënten met een zintuiglijke beperking (slecht kunnen zien, horen of communiceren)
  • cliënten met een meervoudige beperking (combinatie van een lichamelijke /verstandelijke en/of zintuiglijke beperking).
  • cliënten met N.A.H.

Zoek op je laptop op: Wat is N.A.H.?

Slide 6 - Tekstslide

Niet aangeboren hersenletsel (NAH) is schade aan de hersenen die na de geboorte is ontstaan. Dit kan bijvoorbeeld komen door een ongeluk, een hersentumor of een hartstilstand. Hersenletsel verandert je leven. Je wordt vaak niet meer zoals je was voor het letsel. Dit heeft niet alleen voor jou, maar ook voor de mensen om je heen grote gevolgen. In Nederland worden per jaar ongeveer 140.000 mensen getroffen door hersenletsel.


Gehandicaptenzorg - LVB
We gaan een video bekijken over LVB. beantwoord de kijkvragen:


  1. Waar staat LVB voor?
  2. Wat is bijzonder aan mensen met LVB?
  3. Welke moeite komen zij tegen in het dagelijks leven?

Slide 7 - Tekstslide

Waar staat LVB voor?
Licht verstandelijke beperkt

Wat is bijzonder aan mensen met LVB?
Dat je het aan de buitenkant niet ziet

Welke moeite komen zij tegen in het dagelijks leven?
Moeite met leren, communicatie en sociale contacten ect.

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

gehandicaptenzorg


Welke kwaliteiten, denk jij, dat je nodig hebt in de gehandicaptenzorg?
Zou jij in de gehandicaptenzorg willen werken? Waarom wel/ niet?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent vergrijzing?
A
Er hebben meer mensen grijs haar
B
De kleuren verdwijnen langzaam uit de wereld
C
Er zijn steeds meer ouderen dan jongeren
D
Door de klimaatverandering wordt de lucht steeds grijzer

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de afkorting WMO voor?
A
Wet mogelijke opvoedproblemen
B
Wet maatschappelijke ondersteuning
C
Waarom moet onderwijs
D
Wet moeilijke opvoeding

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is de WLZ?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder geriatrie?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Benoem welke soorten beperkingen er zijn binnen de gehandicaptenzorg?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij nog van L.V.B. en/of N.A.H.?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dienst justitiële inrichtingen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Justitiële inrichtingen in Nederland
Boek: Professional Maatschappelijke Zorg - Thema 2.1
Binnen justitiële inrichtingen ligt de focus op de beveiliging, bewaring, behandeling, zorg en begeleiding van mensen die in de inrichting verblijven. Mensen verblijven hier nadat ze een delict hebben gepleegd en een straf hebben gekregen van de rechter of ze wachten nog op de uitspraak van de rechter. Samen met de cliënt wordt gekeken naar hoe men kan terugkeren binnen de maatschappij. 

Er zijn verschillende soorten justitiële inrichtingen in Nederland. Voorbeelden hiervan zijn:

  • gevangenis
  • justitiële jeugdinrichting (jeugdgevangenis)
  • detentiecentrum (in afwachting van een veroordeling)
  • tbs-kliniek (terbeschikkingstelling)

Zoek op je laptop op:
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende soorten justitiële inrichtingen in Nederland?
Welke taken en rollen mag jij als MZ'er binnen de  justitiële inrichtingen gaan uitvoeren?

timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel justitiële inrichtingen

Doelstelling
Justitiële inrichtingen hebben als doel de samenleving veiliger te maken door mensen die een delict hebben gepleegd op te sluiten en te begeleiden om na de straf een nieuw bestaan op te bouwen.

Cliënten
Binnen justitiële jeugdinrichtingen heb je te maken met diverse leeftijden, achtergronden en zwaarte van het delict. Zo kun je te maken krijgen met jongeren binnen een justitiële jeugdinrichting en mensen met psychische problemen binnen een tbs-kliniek. 

De aanpak verschilt per cliënt. Dit ligt onder andere aan de zwaarte van de straf, of een cliënt minderjarig is en het feit of de cliënt wil meewerken.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen deel GGZ: 


  • Je kunt benoemen wat de term GGZ inhoud
  • Je kunt een aantal verschillende stoornissen binnen de GGZ benoemen.
  • Je kunt toelichten wat de DSM V is

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder de GGZ? 
Ruim 4 op de 10 Nederlanders krijgen in hun leven te maken met psychische problemen. De overheid wil dat mensen met psychische problemen passende hulp krijgen via de huisarts, basis GGZ of gespecialiseerde GGZ.

GGZ staat voor geestelijke gezondheidszorg. Dit is gezondheidszorg die zich richt op het voorkomen en behandelen van psychische aandoeningen, zoals depressie, angst, ADHD, autisme en persoonlijkheidsstoornissen. Met geestelijke gezondheidszorg werken we eraan om mensen met een psychische aandoening zo gewoon mogelijk te laten leven.

Slide 21 - Tekstslide

Zie ook het boek/licentie Mensen paragraaf 14.4 

Wanneer naar GGZ?
Bij lichte, matige of ernstige psychische problemen of aandoeningen kun je terecht bij een GGZ-instelling. Voorbeelden van psychische aandoeningen:
Angst
Depressie
ADHD
Autisme
Dwangstoornis
Eetstoornis
Paniekaanvallen
Schizofrenie
PTSS





Aan de slag:
Kies 1 psychische aandoening - waar je nog niet veel van weet - en ga online op zoek naar informatie hierover. Zorg dat je in eigen woorden kan vertellen wat de aandoening inhoud.
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van GGZ?
Het doel van de GGZ is om mensen te helpen hun mentale en emotionele welzijn te verbeteren. 

Dit kan worden bereikt door het behandelen van symptomen van mentale en emotionele problemen, stoornissen en aandoeningen. Hierdoor voelt de patiënt zich beter, kan hij beter functioneren in zijn dagelijkse leven en heeft hij een betere kwaliteit van leven.

Het doel is ook om patiënten te leren omgaan met hun problemen, zodat ze hun symptomen kunnen beheersen en zichzelf kunnen helpen in situaties waarin ze zich slecht voelen.

Daarnaast kan de geestelijke gezondheidszorg ook gericht zijn op preventie, door het aanbieden van voorlichtingsprogramma's en andere interventies.






Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent DSM V?

DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. 

Dit is een classificatiesysteem waarin verschillende psychische stoornissen zijn opgenomen. 

Op basis van wetenschappelijke inzichten zijn er internationale afspraken gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder verslaving? 
Toestand waarin een persoon fysiek en/of mentaal afhankelijk is van/niet zonder kan:
X Een verslavend middel
X Lustbevredigend gedrag


Verslaving is een psychische aandoening. En valt onder de DSM V (Diagnostiekboek-zie volgende dia). 

Wat alle verslavingen gemeen hebben is dat de afhankelijkheid lang kan blijven duren en zowel lichamelijk,  psychisch als sociaal schadelijke gevolgen heeft voor de verslaafde persoon.

Slide 25 - Tekstslide

Zie ook het boek/licentie Mensen paragraaf 14.4 

Diagnose 
In de DSM V  zijn er 11 criteria waar iemand aan voldoet bij een verslaving.  Zie volgende dia. 

Verslaving - hersenziekte: 

Bij het ontstaan van verslaving zijn verschillende delen van de hersenen betrokken:
- Het beloningscentrum. Dit centrum in de hersenen zorgt ervoor dat je je lekker voelt.
- Het geheugen. Het geheugen zorgt ervoor dat je positieve ervaringen herinnert.
- De nieuwe hersenen. Een deel van de nieuwe hersenen zorgt ervoor dat niet meteen toegegeven wordt aan allerlei verlangens.
Bij mensen die een vergroot risico op verslaving lopen en bij verslaafden functioneren deze delen van de hersenen anders of minder goed. Sommige medicatie kan op deze delen van de hersenen ingrijpen.

Slide 26 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Vertaal ook dit naar je eigen woorden en naar dit van je klas.
Betrek daarbij woorden als gevoeligheid, (erfelijkheid) 


Achtergrondinfo:
Verslaving valt onder de psychische ziektebeelden.
De één heeft een grotere kans op verslaving dan de ander. Bij mensen waar de kans op verslaving groter is, werken bepaalde delen in de hersenen anders of minder goed. Het beloningssysteem in de hersenen is hierbij erg belangrijk. Als dit minder goed werkt is iemand minder in staat om te genieten. Het gebruik van drugs levert dan een positieve ervaring op en dat maakt iemand vatbaarder voor verslaving. Voor een deel is dit genetisch bepaald.


Kenmerken volgens DSM V- 11 criteria 
  • Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
  • Meerdere mislukte pogingen gedaan om te minderen of te stoppen.
  • Veel tijd nodig hebben voor het gebruik en herstel.
  • Sterk verlangen voelen om te gebruiken. ''Hunkeren'' ook wel graving genoemd 
  • Door gebruik tekortschieten op werk, tijdens studie of thuis.
  • Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak.


  • Hobby’s, sociale activiteiten of werk opgeven door gebruik.
  • Voortdurend gebruiken, zelfs als iemand daardoor in gevaar komt.
  • Voortdurend gebruiken, ondanks dat iemand weet dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert.
  • Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen (tolerantie).
  • Onthoudingsverschijnselen ervaren, die minder hevig worden door meer te gebruiken 

Slide 27 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Bij de rode woorden stilstaan! Dit zijn begrippen!


Wanneer kan je dan verslaafd worden? 
- Alle lagen van de bevolking. 

In de westerse maatschappij wordt er vaak gekeken naar verslaving vanuit:
                                              bio-psychosociale model: 

Drie componenten spelen een rol: 
- Erfelijkheid (aanleg voor gevoeligheid) (BIO)- genetische aanleg 
- Persoonlijkheidsontwikkeling (PSYCHO)- persoonlijke ontwikkeling 
- Omgevingsfactoren (SOCIAAL)  - omstandigheden (vrienden, omgeving, gezin) 

Slide 28 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Vertaal ook dit naar je eigen woorden en naar dit van je klas.
Betrek daarbij woorden als gevoeligheid, (erfelijkheid) 


Achtergrondinfo:
Verslaving valt onder de psychische ziektebeelden.
De één heeft een grotere kans op verslaving dan de ander. Bij mensen waar de kans op verslaving groter is, werken bepaalde delen in de hersenen anders of minder goed. Het beloningssysteem in de hersenen is hierbij erg belangrijk. Als dit minder goed werkt is iemand minder in staat om te genieten. Het gebruik van drugs levert dan een positieve ervaring op en dat maakt iemand vatbaarder voor verslaving. Voor een deel is dit genetisch bepaald.


Heb jij goed opgelet???
Check je kennis op de volgende dia's! 

Slide 29 - Tekstslide

Je referentiekader wordt bepaald door de mensen met wie je omgaat.
Familie, vrienden, opleiding, maar ook de media.
Door verschillen van de referentiekader kunnen er communicatieproblemen ontstaan.

Je begrijpt de ander niet omdat je totaal anders denkt, andere interesse hebt of een andere politieke overtuiging of levensbeschouwing.

Is een verslaving een psychisch aandoening volgens DSM-V?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met het begrip 'tolerantie' als we het hebben over verslaving?
A
Je vindt het normaal om in je dagelijkse leven middelen te gebruiken en vind het gek dat mensen zich daarom druk maken.
B
Je vind het normaler om middelen te gebruiken naarmate je verslaafd raakt
C
Je hebt steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen
D
Je bent soepeler in het nemen van het middel

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bio-psychosociale model zegt dat een verslaving ontstaat door:
A
een verandering van het menselijk beloningssysteem
B
erfelijke aanleg, omgeving (sociaal) en persoonlijke ontwikkeling
C
een verandering van het menselijk brein
D
door buitensporig gebruik van bepaalde middelen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen deel 3 Dak- en Thuislozen
Je kunt:

- beschrijven wat het verschil is tussen dak- en thuisloos
- uitleggen welke oorzaken/ reden er vooraf kunnen gaan aan dak- en thuisloos worden
- benoemen welke organisaties er zijn voor dak- en thuislozen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dak- en Thuislozen
Geef voor jezelf antwoord op de volgende vragen:

  1. Hoeveel mensen zijn er dak- en thuisloos in Nederland? 
  2. Hoeveel jongeren zijn er dak- en thuisloos in Nederland?
  3. Is er een verschil tussen dak- en thuisloos zijn?
  4. Wat zouden reden/ oorzaken kunnen zijn om dak- en thuisloos te worden?

We kijken nu naar het programma: Jurre's Date met Ellie - Ellie was dakloos. Kijkvragen:
- Hoe komt het dat Ellie dak- en thuisloos werd?
- Hoe is het met de hulp die Ellie ontving in Nederland?

Slide 34 - Tekstslide

1. 32.000
2. 12.500
3. Er is een verschil tussen dakloos en thuisloos.
U bent dakloos als u:
-geen vaste woonplaats of verblijfplaats heeft
-geen adres om te wonen of te logeren heeft
-niet ingeschreven staat op een adres in het bevolkingsregister.

U bent thuisloos als u steeds wisselt van onderdak of woonplaats. Een thuisloze staat soms wel ingeschreven in het bevolkingsregister. Vaak is dat op het adres van een familielid of kennis waar het meest wordt overnacht. Het kan ook de plek zijn waar spullen staan.

4.
  • Schulden door te hoge woonlasten.
  • Niet goed met geld omgaan en in de schulden terecht komen waardoor men op den duur het huis wordt uitgezet.
  • Huurachterstand.
  • Verslaving aan drugs, alcohol, gokken, koopziek.
  • Brand.
  • Psychiatrische problemen waardoor iemand niet goed voor zichzelf kan of wil zorgen.
  • Uit huis gezet worden na ruzie met partner of ouder(s).
  • Van huis weggelopen.
  • Op de vlucht zijn voor iets of iemand.
  • Echtscheiding of verbroken relaties.

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lezen uit BOOM
Aan de slag:

Lees met elkaar 2.1. stuk over de Maatschappelijke Opvang uit BOOM Professional Maatschappelijke Zorg.

- Welke organisatie bieden er in Rotterdam en omstreken onderdak aan dak- en thuislozen?
- Zou jij met deze doelgroep willen werken? Leg uit waarom wel/ niet?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies