Democratische Rechtsstaat P3+4

Democratische Rechtsstaat
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Democratische Rechtsstaat

Slide 1 - Tekstslide

Bedoeling van deze les


-Nakijken huiswerk
-Uitleg paragraaf 3 + 4
-Opdrachten
-Quizje

Slide 2 - Tekstslide

Verschillende soorten recht

-Civiel recht (burger vs burger)
-Bestuursrecht (burgers vs overheid)
-Strafrecht (burger vs OM/Staat)

Slide 3 - Tekstslide

Strafrecht
Verschil tussen overtredingen en misdrijven is belangrijk!

3 'instellingen' die overtredingen en misdrijven tegengaan en bestraffen:
1. Politie
2. Openbaar Ministerie (OM)
3. Rechtspraak

Slide 4 - Tekstslide

Misdrijven

-zijn zware strafbare feiten
-er staan zwaardere straffen op
-je krijgt een strafblad

Voorbeelden: diefstal, moord, handel in drugs
Overtredingen

-zijn minder erge strafbare feiten
-je hoeft niet gelijk naar de rechter

Voorbeelden: door rood rijden, papier op straat gooien

Slide 5 - Tekstslide

Plaatsgebonden en tijdgebonden



-Wat bijvoorbeeld in India strafbaar is, is niet in Nederland strafbaar. ->plaatsgebonden criminaliteit

-Wat bijvoorbeeld in de jaren 50 geen criminaliteit was, is dat nu wel criminaliteit geworden. ->tijdsgebonden criminaliteit

Slide 6 - Tekstslide

Van zwaar naar licht........(maximale straf)
1.Stelen
2.Mishandeling
3.Drugssmokkel
4.Dierenmishandeling
5.Verkrachting

Wat is de juiste volgorde denken jullie? Maak het individueel.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden....
1. Verkrachting-> 12 jaar cel of max geldboete van 82.000 euro
2. Drugssmokkel-> 12 jaar cel of max geldboete van 82.000 euro
3. Mishandeling-> 8 jaar cel, dood door gevolg 10 jaar cel
4. Stelen-> max 4 jaar cel of max geldboete van 20.000 euro
5. Dierenmishandeling-> 3 jaar cel of max geldboete van 19.500 euro
Poging tot een misdrijf is 2/3 straf.

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijke personen rechtszaak
Rechter(s)
Verdachte
Officier van Justitie (OvJ)
Advocaat
Getuigen
Slachtoffer(s)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Paragraaf 4
Dilemma tussen vrijheid en veiligheid.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Politiek Links: Preventie

-Gericht op het voorkomen van criminaliteit.
-Handelen voor het delict.
-Bijvoorbeeld meer sociale controle.
-Leer- en werkstraffen


Politiek Rechts: Repressie

-Gericht op onderdrukken. Harde aanpak van criminelen.
-Handelen na het delict.
-Zwaardere straffen voor criminelen, meer bevoegdheden voor politie.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten maken
Opdrachten 11, 13, 17, 18 en 19 van bladzijden 158-165.
Vraag? Steek even je hand omhoog.
Klaar? Even niks:)
We bespreken dit na de tijd klassikaal.
Krijg je de beurt dan geef je je jouw antwoord.
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Nederland is een sociale rechtsstaat. Dit betekent onder meer dat:
A
rechters rekening moeten houden met de sociaaleconomische situatie van verdachten.
B
burgers zo veel mogelijk gelijke kansen moeten krijgen.
C
alle sociale voorzieningen in de grondwet zijn vastgelegd.
D
de overheid alle verantwoordelijkheid heeft over de welvaart van individuele burgers.

Slide 19 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende uitleg: "iets pas strafbaar is op het moment dat het gedrag (delict) strafbaar gesteld is volgens de wet"
A
Rechtsstaat
B
Democratie
C
Legaliteitsbeginsel
D
Criminaliteit

Slide 20 - Quizvraag

Welke partij is voor een harde rechtsstaat?
A
D66
B
GroenLinks
C
PvdA
D
PVV

Slide 21 - Quizvraag

Wat is géén doel van
een rechtsstaat?
A
inkomen bieden
B
vrijheid bieden
C
veiligheid bieden
D
gelijke behandeling tussen burgers

Slide 22 - Quizvraag

Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd
B
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht
C
De rechten van de burgers zijn vastgelegd in wetten.
D
De regering heeft invloed op uitspraken van de rechters.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een rechtsstaat?
A
De overheid moet zich aan de wet houden
B
Je hebt grondrechten
C
De bevolking heeft invloed
D
Er is een afhankelijke rechterlijke macht

Slide 24 - Quizvraag

In een rechtsstaat mag een journalist alles schrijven wat hij wil.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 25 - Quizvraag

In een rechtsstaat moet ook de overheid zich aan de wet houden.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 26 - Quizvraag

In rechtszaak moet de verdachte de waarheid spreken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

In een rechtszaak moet een getuige de waarheid spreken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag