Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
bn
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord
bn

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les
Ken je de regels van het bijvoeglijk naamwoord.
Kun je het bijvoeglijk naamwoord vrijwel altijd juist toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord:
- zegt iets over een zelfstandig naamwoord,
- staat vaak voor een zelfstandig naamwoord,

Bijvoorbeeld: Een mooie auto.  /  De slimme jongen.
maar ook: De jongen is slim.

Slide 3 - Tekstslide

Basisregel
Behalve als er 'een' voor staat, eindigt een bijvoeglijk naamwoord (bn) meestal op een -e,  

deze mooie fiets / deze mooie fietsen
Het knappe meisje / de knappe meisjes
die blauwe jas / de blauwe jassen
zijn nieuwe auto / hun nieuwe auto's

Slide 4 - Tekstslide

De ... (lastig) toets.

Slide 5 - Open vraag

Het ... (fijn) bedrijf.

Slide 6 - Open vraag

Uitzondering: een
'een' voor een bijvoeglijk naamwoord (bn)?  -->  kijk of het zelfstandig naamwoord een de-woord of een het-woord is.

een 'de-woord'? -->  schrijf een -e achter het bn
een 'het-woord'? --> schrijf geen -e achter het bn!

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
een grote tractor -->  (want: de grote tractor)
een zwarte tas --> (want: de zwarte tas) 

een klein vliegtuig  --> (want: het kleine vliegtuig) 
een moeilijk boek --> (want: het moeilijke boek) 

Slide 8 - Tekstslide

Een ... (slim) leerling.

Slide 9 - Open vraag

Een ... (slim) kind.

Slide 10 - Open vraag

Uitzondering: stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Geeft een bijvoeglijk naamwoord aan van welke stof/materiaal een zelfstandig naamwoord gemaakt is? --> schrijf  -en.

De houten tafel
De metalen fiets
De gouden medaille
Een rieten dak

Slide 11 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord uit andere taal
Maar: is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord een woord uit een andere taal? --> geen -e of -en:

Een plastic bekertje.
De polyester tas.
Een acryl kledingstuk.

Slide 12 - Tekstslide

Het ... (brons) beeld

Slide 13 - Open vraag

De ... (eik) tafel

Slide 14 - Open vraag

Het ... (aluminium) bord

Slide 15 - Open vraag

Voltooid deelwoord dat eindigt op -t of -d als bn?
-->een -e achter en schrijf zo kort mogelijk:
De trui is gekocht - de gekochte trui
De bloem is gezeefd - de gezeefde bloem
De weg is verbreed - de verbrede weg

Let op als er -dd of -tt nodig is voor de uitspraak:
De plant is verpot - de verpotte plant  

Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord dat eindigt op -en als bijvoeglijk naamwoord?--> schrijf hetzelfde
Als een voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord precies hetzelfde.

Het ei is gevallen - het gevallen ei
De race is gelopen - de gelopen race

Slide 17 - Tekstslide

De ... (openen) mail

Slide 18 - Open vraag

Het ... (redden) kind

Slide 19 - Open vraag

De ... (vallen) jongen

Slide 20 - Open vraag

de (mooi), (zilver) ketting

Slide 21 - Open vraag