In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Verzekeren
Slide 1 - Tekstslide
Sociale verzekeringen worden door de
A
overheid verzorgd
B
particulieren afgesloten
C
mensen zelf afgesloten
D
werkgevers verzorgd
Slide 2 - Quizvraag
Er zijn drie soorten particuliere verzekeringen, welke hoort er niet bij
A
schadeverzekering
B
zorgverzekering
C
levensverzekering
D
volksverzekering
Slide 3 - Quizvraag
Bij een levensverzekering ben je verzekerd tegen
A
financiële gevolgen van schade
B
ziektekosten
C
financiële risico als gevolg van overlijden
D
financiële risico als gevolg van blijven leven
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Risico-aversie houd in dat
A
mensen op zoek gaan naar spanning
B
mensen niet houden van risico
C
mensen zich liever niet willen verzekeren
D
mensen op zoek zijn naar risico
Slide 8 - Quizvraag
De keuze van wel of niet verzekeren hangt af van drie factoren, welke factor hoort er niet bij
A
risico-aversie
B
afweging tussen kosten en opbrengsten
C
aantal verzekerden
D
beschikbare middelen
Slide 9 - Quizvraag
Hoe noemen we het dat goede risico's in verhouding meer bijdragen dan slechte risico's
A
sociaal
B
solidariteit
C
solidaridat
D
solistisch
Slide 10 - Quizvraag
De verzekerde heeft meer informatie dan de verzekeraar, dit noemen we
A
ongelijkheid
B
oneerlijk
C
symmetrische informatie
D
asymmetrische informatie
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Een verzekeraar heeft 130.000 klanten die hun huizen hebben verzekerd Wat weet de verzekeraar? De kans dat een huis afbrandt is gemiddeld 0,2% De gemiddelde herbouwwaarde van een huis is € 250.000,- Bereken de minimale premie
A
€260
B
€500
C
€760
D
€240
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is geen oplossing tegen Moral hazard
A
Eigen risico
B
Bonus-malus
C
Totaal uitsluiten voor de verzekering
D
Hogere premie
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Kees zit in trede 5, hoeveel korting krijgt hij?
Slide 17 - Tekstslide
Kees zit in trede 5, hoeveel korting krijgt hij?
A
40%
B
60%
C
0%
D
50%
Slide 18 - Quizvraag
Jort zit in trede 3, hoeveel premie betaald hij?
Slide 19 - Tekstslide
Jort zit in trede 3, hoeveel premie betaald hij?
A
20%
B
80%
C
kun je niet weten
D
50%
Slide 20 - Quizvraag
Anne zit in trede 6 en heeft 1 schade geclaimd, hoeveel korting krijgt ze volgend jaar?
Slide 21 - Tekstslide
Anne zit in trede 6 en heeft 1 schade geclaimd, hoeveel korting krijgt ze volgend jaar?
A
10%
B
30%
C
50%
D
60%
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Met uniforme premies wordt bedoeld dat
A
iedereen even veel betaalt
B
alleen geüniformeerde beroepsgroepen zich kunnen verzekeren
C
de premie afhankelijk is van uniformiteit
D
je geen premie hoeft te betalen dit wordt uniform geregeld