Workshop B1: Vaste combinaties zelfst. nw + werkwoord / werkwoord + vztsl thema 7 en 8

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Workshop B1 Vaste combinaties

- Ik ken de vaste combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord en werkwoord + voorzetsel van thema 7.

- Ik kan de vaste combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord en werkwoord + voorzetsel van thema 8.

Voorkennis (Thema 6)

Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan.

Kies uit: boeken - breken - maken (3x) - nemen (2x) - pakken - reserveren - spelen

6. je koffer ...

7. foto's ...

8. piano ...

9. een record ...

10. een wandeling ...

1. een tafel ...

2. pauze ...

3. muziek ...

4. vakantie ...

5. een hotel ...

Antwoorden

1. een tafel reserveren
2. pauze nemen
3. muziek maken
4. vakantie nemen
5. een hotel boeken
6. je koffer pakken
7. foto's maken
8. piano spelen
9. een record breken
10. een wandeling maken

Voorkennis (Thema 6)

Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan.

Kies uit: aan (2x) - in - met (2x) - naar - op (2x) - van (2x)

6. tevreden zijn ...
7. meedoen ...
8. verslaafd zijn ...
9. zich abonneren ...

10. deelnemen ...

1. kijken ...
2. zin hebben ...
3. genieten ...
4. verliezen ...
5. gek zijn ...

Antwoorden

1. kijken naar

2. zin hebben in

3. genieten van

4. verliezen van

5. gek zijn op

6. tevreden zijn met

7. meedoen aan

8. verslaafd zijn aan

9. zich abonneren op

10. deelnemen aan

Oefenen (Thema 7)

Opdracht: Maak de invulopdrachten op het werkblad.

Klaar? Maak dan zelf zinnen met (de nieuwe) vaste combinaties.

Oefenen (Thema 8)

Opdracht: Maak de invulopdrachten op het werkblad.

Klaar? Maak dan zelf zinnen met (de nieuwe) vaste combinaties.

Willem ... leiding aan een team van acht medewerkers.

1. doet
2. geeft
3. schrijft
4. voert uit

Simone doet hbo Verpleegkunde en volgend jaar gaat ze stage ... in het Diaconessenziekenhuis.

1. lopen
2. uitvoeren
3. doen
4. maken

Zij ... spijt van de koop van hun huis. Het is toch te klein voor een gezin met drie kinderen.

1. maken
2. leggen
3. hebben
4. opnemen

Ik moet je de groeten ... van Nico.

1. maken
2. aanbieden
3. sturen
4. doen

Wie is er verantwoordelijk ... het opruimen van de keuken?

1. naar
2. met
3. voor
4. in

Erika gaat volgende week met zwangerschapsverlof. Dan zal ze het werk ... jou overdragen.

1. door
2. met
3. van
4. aan

Bemoei je ... je eigen zaken!

1. op
2. met
3. voor
4. over

Ines is bezorgd ... de gezondheid van haar vader.

1. met
2. om
3. naar
4. op

😒🙁😐🙂😃