Herhalen H8

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de volgende formule korter op:
7 x a + 5 + 4 x a = b

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Maak bij de formule (a + 4) x 7 = b
de pijlenketting
A
x7 +4
B
+7 x4
C
+4 x7
D
x4 +7

Slide 10 - Quizvraag

Maak bij de formule
a x 5 + 10 = b
de pijlenketting
A
x5 +10
B
:5 -10
C
+10 x5
D
x10 +5

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

-6 knikkers
: 5

Slide 13 - Tekstslide


Welke vergelijking hoort bij deze balans?
A
3+k = 10
B
3k = 36
C
3k = 12
D
k = 36

Slide 14 - Quizvraag

Welke vergelijking hoort bij deze balans?
Gebruik voor de kazen de letter k.

Slide 15 - Woordweb

Als ik aan de linkerkant 3kg weghaal, hoeveel moet ik dan aan de rechterkant weghalen? 
De weegschaal MOET in evenwicht blijven!

Slide 16 - Woordweb

Als ik aan beide kanten 3kg heb weggehaald, welke vergelijking blijft er dan over? 
Hoeveel weegt één kaas? 

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Los de volgende vergelijking op: 8a + 2 = 3a + 7   
1
2
3
4
5
6
5a = 5
beide kanten -2
beide kanten -3a
5a + 2 = 7
a = 1
beide kanten :5

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Los de volgende vergelijking op: 5a + 4 = -3a -12   
1
2
3
4
5
6
8a  = -16
beide kanten +3a
beide kanten -4
8a +4 = -12
a = -2
beide kanten :8

Slide 25 - Sleepvraag

Welke vergelijking hoort bij deze balans?
timer
2:00

Slide 26 - Open vraag

De vergelijking is dus
5z + 2 = 3z + 14.
De oplossing van deze vergelijking is...
timer
1:00
A
z = 7
B
z = 2
C
z = 6
D
z = 16

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Het omslagpunt van deze grafieken is bij x = ...
timer
1:30
A
3
B
4
C
5
D
8

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

De vergelijking bij het omslagpunt is
6a + 5 = 3a +20
Los de vergelijking op
timer
2:30
A
a = 5
B
a = 3
C
a = 6
D
a = 9

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Nu helemaal zelf:
Bereken de coördinaten van het omslagpunt van de formules
b = 8a + 10 en b = 10a + 4
A
(34, 3)
B
(7, 74)
C
(7, 66)
D
(3, 34)

Slide 38 - Quizvraag


y = 2x + 15
Tekst
Twee verkopers worden vergeleken...
A
blauw is voor het omslagpunt goedkoper dan rood
B
blauw is voor het omslagpunt duurder dan rood
C
ik kan hier niets over zeggen, want ik zie de x-as niet
D
blauw is na het omslagpunt goedkoper dan rood

Slide 39 - Quizvraag



Wat is het omslagpunt?
A
20,4
B
4,20
C
(4,20)
D
(20,4)

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Los de ongelijkheid op en geef je antwoord op de volgende slide.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Woordweb