4.4 - Week 46 - Beschouwing schrijven

ZRGVEPL419AK
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het doel van een beschouwing?
A
overtuigen
B
informeren
C
opiniëren
D
amuseren

Slide 2 - Quizvraag

Een betoog is..
A
subjectief
B
objectief

Slide 3 - Quizvraag

Wat ga je vinden in de kern van een beschouwing?
A
meningen
B
feiten
C
mening van de schrijver
D
drogredenen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van een betoog?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Opiniëren

Slide 5 - Quizvraag

Welke is onpartijdig?
A
betoog
B
beschouwing

Slide 6 - Quizvraag

Welke gebruikt bronnen?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 7 - Quizvraag

Welke bevat een stelling?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 8 - Quizvraag

Welke bevat een hoofdvraag?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 9 - Quizvraag

Welke is onpartijdig?
A
betoog
B
beschouwing

Slide 10 - Quizvraag

Welke gebruikt bronnen?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 11 - Quizvraag

Welke bevat een stelling?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 12 - Quizvraag

Welke bevat een hoofdvraag?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 13 - Quizvraag

Betoog
Tekstdoel:    overtuigen van de lezer

Inhoud:          mening/ standpunt van de schrijver
                          en argumenten

Kenmerk:      subjectief
  • duidelijke mening van de schrijver

                         

Slide 14 - Tekstslide

Beschouwing
Tekstdoel:   lezer aan het denken zetten / eigen mening  laten                              vormen  (opiniëren)

Inhoud:        feiten en verschillende meningen                                
                        meerdere gezichtspunten/ voor- en nadelen 

Kenmerk:  neutraal (geen duidelijke mening van de schrijver)

Slide 15 - Tekstslide

Uiteenzetting
Tekstdoel de lezer informeren/ iets leren

Inhoud:       feiten /  informatie
                       (Hoe zit iets in elkaar? Hoe is iets precies gebeurd?)

Kenmerk:    objectief 
                        (vooral feiten)

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht:  Beschouwing schrijven
- Je ontvangt de opdracht en 
het bouwplan hoe je een beschouwing schrijft.
- Je levert de beschouwing voor 6 december in CumLaude in.

Slide 17 - Tekstslide