Een flyer maken

Schrijven 
Advertentie / flyer
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 
Advertentie / flyer

Slide 1 - Tekstslide

Advertentie / flyer
De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen

Doel = overhalen / activeren 

Slide 2 - Tekstslide

Goede flyer valt op door:
  • beeld- en kleurgebruik
  • tekst is kort, maar krachtig

Slide 3 - Tekstslide

Slogan = een zin die het publiek makkelijke onthoud. Hierdoor is het sneller te herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Flyer wordt vaak op straat uitgedeeld.

Denk aan een time table bij kingdance!

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je een flyer?
  1. Bedenk wat je over het onderwerp wilt zeggen (5w+h-vragen)
  2. Bedenk een leuke titel of slagzin
  3. Schrijf je tekst kort en krachtig op
  4. Verdeel de tekst over de hele bladzijde
  5. Zoek of maak een passende afbeelding
  6. Zorg voor een aantrekkelijke lay-out (grote/vetgedrukte letters
 voor belangrijke informatie, kleuren)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de 5w+h-vragen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het doel van een flyer?

a: overtuigen b: informeren c: amuseren d: overhalen
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
overhalen

Slide 10 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 11 - Open vraag

Kladversie schrijven in je schrift:
  • Bedenk wat je over je onderwerp wilt zeggen. Gebruik de 5w+h-vragen.
  • Bedenk een leuke slagzin.
  • Schrijf je tekst kort en krachtig op.
  • Verdeel de tekst over de hele bladzijde.
  • Gebruik grote en vetgedrukte letters voor belangrijke informatie.
  • Zoek of maak een plaatje dat goed bij je onderwerp past.
  • Gebruik kleuren.

Slide 12 - Tekstslide

Controleren en verbeteren:
  • De naam van het uitje valt meteen op.
  • De flyer ziet er leuk uit.
  • Op de flyer zijn woorden of zinnen gebruikt die je enthousisast maken.
  • De tekst op de flyer is kort, maar het is wel duidelijk:
    - Waar je heengaat
    - Waarom je op staap gaat
    - Wanneer het uitstapje is
    - Hoe het vervoer van en naar het uitstapje is geregeld
    - Hoeveel het kost
  • Op de flyer is een passende foto of tekening gebruikt.
  • Alle woorden zijn juist gespeld.
  • De verwijswoorden zijn juist gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide