2G GTC week 3

Maandag 17 januari
1. 5 minuten lezen 
2. korte instructie adjectieven+ bespreken taaloefening 
3. verder met H4: 4B 
4. afsluiting
Lesdoel: herkennen en vertalen bijvoeglijk naamwoord/adjectief
timer
5:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 17 januari
1. 5 minuten lezen 
2. korte instructie adjectieven+ bespreken taaloefening 
3. verder met H4: 4B 
4. afsluiting
Lesdoel: herkennen en vertalen bijvoeglijk naamwoord/adjectief
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

NB: Aankomende toetsen
LET OP: vrijdag wordt dinsdag 
Week 5: PW teksten en cultuur 3+4 (1 feb)
Week 8: PW Gr+wrd 3-5 (22 feb)

Slide 2 - Tekstslide

2 Uitleg bijvoeglijk naamwoord

Eerst even naar het Latijn: 
servus bonus (m)
mensa bona (v)
donum bonum (v)

Bijv. nw. congrueert met zelfst. nw.
Zo ook in het Grieks! 

δουλος δεινος(m)
μαχη δεινη(v)
θηριον δεινον (o)

zie rijtjes p. 33 tekstboek

Bijv. nw. congrueert met zelfst. nw.

Slide 3 - Tekstslide

2 Gebruik bijvoeglijk naamwoord
p. 35
-bijvoeglijke bepaling
-nwdg
-samengestelde bijv.nw.

Slide 4 - Tekstslide

2. Zelf invullen
Welk bijvoeglijk naamwoord (δεινος) hoort bij: 
1. θηρια
2. μαχας
3. δουλους

Slide 5 - Tekstslide

3. Keuze 1

-oefening klassikaal nakijken 
-lezen p.32
-klassikaal vertalen
3. Keuze 2

-oefening zelfstandig nakijken
-lezen p.32
-zelfstandig vertalen  

Slide 6 - Tekstslide

4. Afsluiting
Lesdoelevaluatie: Noem drie adjectieven uit tekst 4B.

HW: vertalen 4B r. 1-6

-> aub stoelen op tafel 

Slide 7 - Tekstslide

Vrijdag 21 januari
1. 5 minuten lezen+ HW controleren
2. lijst met leerstof bekijken 
3. bespreken/zelfstandig nakijken 4B: 1-6 
4. Oefenen met toetsvragen 

Lesdoel: je kunt adjectieven benoemen en vertalen

Slide 8 - Tekstslide

2. Lijstje met leerstof doornemen

Slide 9 - Tekstslide

3. Tekst 4B
-let op τὸν Ἡρακλέα
-Πρῶτον μὲν
ἔπειτα δὲ

Slide 10 - Tekstslide

Vertaling 4B
De slang heeft een gemene helper: de helper is een grote kreeft. De kreeft pakt Herakles vast en bijt in zijn scheenbeen. Wat doet Herakles nu?5 Eerst doodt hij de grote kreeft, daarna roept hij ook zelf een helper: de helper is zijn vriend Iolaos. Beiden gaan naar de angstaanjagende slang.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld toetsvragen 3A
2) r. 4 ἥρως: Geef aan of jij een ἥρως meer op een ἄνθρωπος of op een θεός vindt lijken.
Licht je antwoord kort toe. [1]
3) r. 5 Herakles wordt als ἥρως beschreven. Is het logisch dat hij dan ook een δοῦλός is?
Licht je antwoord toe (bij alleen ‘ja’ of ‘nee’ worden geen punten toegekend). [1]
4) r. 7 en 8: Leg uit wat Eurystheus met Herakles te maken heeft. Beantwoord de vraag in max. 40 woorden. [2]
5) r. 9 Εὐρυσθεὺς τὸν δοῦλον πέμπει…:
a. Leg uit waarom dit nodig is [1].
b. Citeer het tekstelement uit het vervolg waar de reden duidelijk wordt. [2]

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld toetsvragen 3A
1) r. 2: Noteer het onderwerp uit deze zin. [1]
2) r. 7 en 8: Noteer uit deze passage een naamwoordelijk deel (v.h. gezegde). [1]
3) r. 9 t/m 11: Noteer uit deze passage alle persoonsvormen (per regel aangeven). [2]
4) r. 13 en 14: Noteer uit deze passage alle zelfstandige naamwoorden (substantiva). [5]
- Noteer de zelfstandige naamwoorden per regel.
- Noteer per woord ook de naamval waarin het staat.

Slide 13 - Tekstslide

 Test
Ἡ δ’ ὕδρα χαλεπὸν βοηθὸν ἔχει
De hydra heeft een gemene helper.

Lesdoel: Wat is het bijvoeglijk naamwoord (GR) + determineer deze. 

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk voor maandag 
Alvast leren voor de toets: 
-grammatica H3+4

Slide 15 - Tekstslide