H1 H2 grammatica woordsoorten NN 1hv

Een eigennaam is een vorm van een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Een eigennaam is een vorm van een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 1 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 2 - Quizvraag

Welk lidwoord is GEEN bepaald lidwoord?
A
De
B
Het
C
Een

Slide 3 - Quizvraag

Een [...] zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 4 - Quizvraag

Een [...] is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 5 - Quizvraag

Een [...] kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 6 - Quizvraag

Een [...] eindigt meestal op -en.
Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Eigennaam
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Een [...] heeft een korte en een lange vorm.
Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 8 - Quizvraag

Noteer de ZN (één of meer), gescheiden door een komma.

Pieter en Leendert klapten enthousiast na de prachtige voorstelling.

Slide 9 - Open vraag

Noteer de BN (één of meer), gescheiden door een komma.

Na een lange vliegreis landde Mariska in het warme Vietnam.

Slide 10 - Open vraag

Noteer de eigennaam/-namen, gescheiden door een komma.

Sarah kreeg een grote doos met Belgische bonbons.

Slide 11 - Open vraag

Noteer de stoffelijke BN (één of meer), gescheiden door een komma.

Dat witte huis heeft een enorm rieten dak.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de BN (één of meer), gescheiden door een komma.

Het was een lange toets, maar geen moeilijke.

Slide 13 - Open vraag

Hoe veel LW staan er in deze zin?

Een man belde per ongeluk het alarmnummer tijdens het plannen van een inbraak.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag