06.05.2025

06.05.2025
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

06.05.2025

Slide 1 - Tekstslide

- Letzte Vorbereitung Prüfung
- Punkteverteilung und Bewertung
- Notizen machen
- Lernen
-üben



Slide 2 - Tekstslide

01.04.2025
resultaat algemeen
klassengemiddelde 6,4
hoogste cijfer: 8,1
laagste cijfer: 4,8
-----------------------------

resultaat laatste toets
klassengemiddelde: 5,5
hoogste cijfer: 8,2
laagste cijfer:3,1
N term: 0,8
havo teksten slechter gemaakt.
ingreep: vmbo teksten dubbel laten tellen

Slide 3 - Tekstslide

Periode 3 kennis- en vaardigheidstoets op 
Wat moet je kunnen/kennen:
  • Examen idioom vertalen DN
  • modale werkwoorden Präsens
  • bijvoeglijk naamwoord toepassen
  • zinnen in de goede volgorde plaatsen
  • over jezelf schrijven
  • een WhatsApp bericht schrijven.
  • lezen VMBO niveau moeilijke tekst
TW 4
Wat moet je kunnen:
  • beoordelingsformulier invullen.
  • een verslag of uiteenzetting schrijven van minimaal 150 woorden.

Slide 4 - Tekstslide

Aufbau Prüfung

Punkte: 65
Bewertung: N=o,5

Wortschatz DN: 20
Modalverb: 5P
das Adjektiv: 10P
Reihenfolge Sätze: 10P
Schreiben über dich: 10P
Schreiben SMS: 5P
Lesen: 5P

Slide 5 - Tekstslide

Wiederholung Modalverb

1. Noteer de standaard uitgangen van een werkwoord
in de ott ( feesttenten)
2. Plaats daarnaast de uitgangen van een Modalverb
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat is er nu anders?
             zwak werkwoord:            modaal werkwoord 'können':
ich               wohn e                          ich                kann -
du                wohn st                         du                kann st
er/sie/es   wohn                           er/sie/es    kann -
wir               wohn en                        wir                könn en
ihr                wohn t                            ihr                könn t
sie/Sie       wohn en                         sie/Sie       könn en

Slide 7 - Tekstslide

klankverandering
Modalverben hebben bijna altijd klankverandering in
het enkelvoud

2. Noteer de Modalverben
met hun klankverandering
dürfen - ich
können- ich
mögen- ich
müssen - ich 
sollen - ich 
wollen - ich 
__________________________
wissen - ich 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Modalverben betekenis
van sommige Modalverben moet je de betekenis leren.

3. Noteer ze met hun betekenis en een Nederlandse voorbeeldzin
dürfen =
Zin:
mögen =
Zin:

sollen = 
Zin:
müssen =
Zin: 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Modalverben Deutsch
  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, lekker vinden, houden van)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens of bevel van een ander)
  • wollen  (= willen)
  • möchten (=graag willen) 
  • (wissen = weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal:
hij houdt van Pizza

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
Ik moet naar de WC (zur Toilette)

Slide 14 - Open vraag

Vertaal:
Hij mag naar de bioscoop gaan. (ins Kino gehen)

Slide 15 - Open vraag

Vertaal:
Jij kan goed Duits.

Slide 16 - Open vraag

Vertaal:
Jij moet huiswerk maken. ( meining docent)

Slide 17 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord:

Der Gruppe in naamval 1/3/4
4. Check je grammaticakaart:
- naamval 1/3/4 + wanneer gebruiken bij ontleden
- voorzetsels naamval 3
- voorzetsels naamval 4
- tijdsbepaling zonder voorzetsel

- Je weet ook wat je achter de woorden van de der-Gruppe moet plakken.
(Voorbeeld 
der -die-das -die = er - e   -es-e)

Slide 19 - Tekstslide

D___ alt___ Frau(v) ist sehr froh mit d___ neu___ Wagen (m)

Slide 20 - Open vraag

Dies___ schön___ Geschenk (o) bekommt d___ klein___ Junge (m) zum GEburtstag.

Slide 21 - Open vraag

Jed_____ fleißig___ Schüler (m) macht
jed___ Tag (m) Hausaufgaben

Slide 22 - Open vraag

Schreiben über dich mündlich üben
- Naam
- Leeftijd
- Woonplaats en Land waarin je woont
- Met wie je woont
- Welk schooltype je volgt
- In welke klas je zit
- Welk profiel je gekozen hebt
- Waar je je vrienden ontmoet.
- Wat je in je vrije tijd doet.
- Wat je toekomstplannen zijn.

timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

Wortschatz lernen
Lektionen 7
DN


timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

 zinsvolgorde
Hoofdzin
1. samengesteld werkwoord: ausgehen : ich gehe ......................... aus.

2. meerdere werkwoorden in gezegde: Er ist.............................. aufgehört

3. meerder werkwoorden aan einde zin:   Ich habe es nicht zahlen können.
                                                                                                                            können zahlen
 
 


Slide 25 - Tekstslide

 zinsvolgorde
hoofdzin+ bijzin                 in de bijzin hulpwerkwoord achteraan      

Er kann nicht kommen           
Er sagt, dass er nicht kommen kann.
Sie haben noch nicht gegessen
  Ich glaube, dass sie nocht nicht gegessen haben

 
 


Slide 26 - Tekstslide

habe- gesehen- ich - eine neue Serie .

Slide 27 - Open vraag

- sie- will Sie- einmal die Woche - passt - weil- Geld - verdienen.

Slide 28 - Open vraag

Ich - nicht - lernen die Wortschatz - habe- können

Slide 29 - Open vraag

Ich - einen Termin- glaube, du - dass hast morgen - beim Zahnarzt.

Slide 30 - Open vraag

titel, plaatje
titel , plaatje intro:
1.  Allwissende is een samengesteld zelfstandig naamwoord. Welke woorden herken je hierin?

2. Welke informatie halen we uit het plaatje?

Slide 31 - Tekstslide

intro
De intro zit bomvol informatie over Bilge.
Wat kun je zegen over:
  • land van herkomst
  • duur verblijf in Duitsland
  • opleidingsniveau
  • leeftijd
  • betekenis Traumnote

Slide 32 - Tekstslide

1.
“Das willst du nie wieder erleben” (regel 10-11)
1p 1 Wat bedoelt Bilge met “Das”?

Aanpak:
Zorg dat je de Duitse zin in de vraag begrijpt.
Das is een verwijswoord.

Slide 33 - Tekstslide

1. Hier vind je het antwoord
während einer Erdkundearbeit
 Vor ihr auf dem Pult lag ein Zettel mit Fragen nach Flüssen und Städten, die Bilge nicht  gelernt hatte.

Slide 34 - Tekstslide

1. correctievoorschrift
De kern van het goede antwoord is:
Dat ze iets niet geleerd heeft. 

Slide 35 - Tekstslide

2
Warum wird Bilge „die Überfliegerin“ (Zeile 26) genannt? 
Aanpak :
  • onderstreep de genoemde zin
  • Markeer in de tekst  het gedeelte waar volgens jou het antwoord staat.
  • Vergelijk met de antwoordopties
  • maak je keuze
  • Kom je er niet uit: Wat past binnen de GL? pindakaas-antwoord wegstrepen.


Slide 36 - Tekstslide

Correctievoorschrift
C
Dit antwoord past in de GL: die Allwissende

Antwoord A betreft de letterlijke betekenis van überfliegen
Antwoord B is niet relevant. DE tekst gaat over haar schoolprestaties.


Slide 37 - Tekstslide

2. Hier vind je het antwoord
In diesem Juni, kurz vor ihrem 17.  Geburtstag, meisterte die Überfliegerin im ersten Anlauf ihr Abitur .
of in Absatz 2:
 übersprang Bilge die neunte Klasse-----
ein weiteres Jahr später auch noch die elfte.




Slide 38 - Tekstslide

3
„ist das eine kleine Sensation“ (Zeile 39-40)  Worauf bezieht sich „das“? 
Aanpak:
  • Das is een verwijswoord
  • onderstreep de genoemde zin ( Zeile 39-40)
  • Markeer in de tekst het gedeelte waar volgens jou het antwoord staat.
  • Vergelijk met de antwoordopties
  • maak je keuze
  • Kom je er niet uit: Wat past binnen de GL? pindakaas-antwoord wegstrepen.

Slide 39 - Tekstslide

De zin waarnaar verwezen wordt in de vraag

Für ein Land, dessen Migranten häufig nicht über die zehnte Klasse hinauskommen, ist das eine kleine Sensation.

Deze zin staat aan het begin van de alinea .
Je antwoord ga je dus in de VOORGAANDE alinea vinden.
Maar welke info geeft deze zin je nu: Migranten- nicht über die zehnte Klasse hinauskommen = negatief  Sensation = positief

Slide 40 - Tekstslide

Hier vind je het antwoord
meisterte die Überfliegerin im ersten Anlauf ihr Abitur – mit einer Traumnote von 1,2. „

Slide 41 - Tekstslide

correctievoorschrift
Het gaat om positief en negatief.
Migranten die niet verder komen dan klas 10 ( negatief)
Hier sluit B als positieve tegenstelling bij aan.

Slide 42 - Tekstslide

4
Welches der folgenden Wörter passt in die Lücke in Zeile 68?
A anständige
B deutschsprachige
C intellektuelle
D komische 

Slide 43 - Tekstslide