Stap 4: Verpleegkundig beleid bepalen

Klinisch redeneren - stap 4
Door methodisch te handelen m.b.v. klinisch redeneren kunnen wij op een effectieve wijze een verpleegplan opstellen, waarbij de zorgvrager de juiste interventies krijgt
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren - stap 4
Door methodisch te handelen m.b.v. klinisch redeneren kunnen wij op een effectieve wijze een verpleegplan opstellen, waarbij de zorgvrager de juiste interventies krijgt

Slide 1 - Tekstslide

Welke verpleegmethode wordt in jouw organisatie toegepast?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik jij de PESDIE bij het opstellen van een verpleegplan?
A
ja
B
nee
C
soms
D
weet niet

Slide 4 - Quizvraag

Wat versta jij een een hypothese maken?

Slide 5 - Open vraag

Hypothese formuleren
Hypothese is opstap naar verpleegkundige diagnose die bestaat uit PES (probleem, etiologie, symptomen) en daaraan gekoppeld verpleegkundig beleid (Doelstelling en Interventies)
Een hypothese betekent dat je er nog niet zeker van bent dat het klopt wat je denkt.
Een hypothese is de mogelijke betekenis van de waarneming
Een hypothese heeft een voorlopig karakter; het is een mogelijkheid, geen zekerheid
Een hypothese is de basis voor een zoektocht naar aanwijzingen die de hypothese kunnen bevestigen of verwerpen (stap 3, nader onderzoek).
Een hypothese kan globaal zijn (bijvoorbeeld voedingsprobleem) of specifiek (bijvoorbeeld eiwittekort).

Slide 6 - Tekstslide

Vervolg hypothese maken
Basisvraag: wat kan er aan de hand zijn?

 
ik neem iets waar: Symptomen (mevrouw geeft aan moe te zijn, mevrouw gaapt veel en doezelt af en toe weg in haar stoel)

Slide 7 - Tekstslide

Vervolg hypothese maken
Mogelijke problemen/oorzaken, dus hypothesen (bijvoorbeeld):
mevrouw slaapt te weinig (zij heeft een vastgesteld dementieel syndroom en draait haar dag- en nachtritme om)
mevrouw heeft een traagwerkende schildklier (zij gebruikt thyrax, maar heeft de afgelopen drie dagen haar medicatie niet ingenomen)
mevrouw heeft circulatieproblemen (trage hartslag, bij nameten 50/min, je schakelt de huisarts in en mevrouw wordt doorverwezen naar de cardioloog)
mevrouw heeft een drukke dag gehad met veel bezoek (mevrouw wil graag naar bed geholpen worden, de volgende dag geeft mevrouw aan goed uitgerust te zijn, ze heeft meegedaan aan de middagactiviteit en zat veel te praten met haar buurvrouw)

Slide 8 - Tekstslide

Op zoek naar de oorzaak, zodat je het probleem (P) en de oorzaak (E) goed beschrijft:

Voorbeeld 1 Mevrouw Coenen eet de laatste tijd regelmatig haar bord niet leeg (S). Manon zegt: ‘Ik zie dat u uw bord niet leeg heeft gegeten. Hoe komt dat?’ Mevrouw Coenen zucht: ‘Ik had gewoon niet zo’n trek (S).’ Mevrouw Coenen is pas weduwe geworden. Er kan een oorzakelijk verband zijn tussen het rouwproces (E?) en de verminderde eetlust (P?). Maar Manon ziet ook dat mevrouw Coenen haar gebit regelmatig niet in (S) heeft. Misschien zit haar gebit niet goed (E?) en kan ze daardoor niet goed eten (P?)? Manon besluit aanvullende gegevens te verzamelen om de oorzaak van het verminderde eten te achterhalen.  

Slide 9 - Tekstslide

Vervolg hypotheses
Het verpleegprobleem vormt het uitgangspunt voor de planning en de uitvoering van de zorg. De verpleegkundige interventies moeten zorgen voor een oplossing van het probleem. Daarom is het zo belangrijk dat je probleem en oorzaak goed omschrijft. Dit is moeilijk en vraagt veel van je professioneel denken als verpleegkundige.

Slide 10 - Tekstslide

Welke vragen roept dit bij jou op?

Slide 11 - Open vraag

Vroegsignalering en preventie
Het verpleegprobleem vormt het uitgangspunt voor de planning en de uitvoering van de zorg. De verpleegkundige interventies moeten zorgen voor een oplossing van het probleem. Daarom is het zo belangrijk dat je probleem en oorzaak goed omschrijft. Dit is moeilijk en vraagt veel van je professioneel denken als verpleegkundige.

Slide 12 - Tekstslide

Vroegsignalering en preventie
Is er bij een zorgvrager sprake van een risicovolle leefstijl, obesitas of sociale eenzaamheid? Kunnen preventieve maatregelen (preventie) helpen om problemen in de toekomst te voorkomen? Bv. stoppen met roken of meer bewegen. Bij vroegsignalering zorg je ervoor dat je in een zo vroeg mogelijk stadium (dreigende) problemen signaleert (bv. decubitusscorelijst invullen).

Slide 13 - Tekstslide

Verpleegdoelen vaststellen
SMART/ RUMBA

Geef mondeling aan of je dit lastig vindt

Slide 14 - Tekstslide

Verpleegkundige interventies
Beschrijf de verpleegkundige acties om het doel te bepalen.
(5xW + 1xH)

Tip: Begin de actie met: De VK......

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie
In deze stap voer je het beleid uit en monitor je het verloop door te observeren. Je observeert bestaande problemen en potentiële problemen (zie stap 2)
Monitoring rapporteren volgens de SOAP.
Denk bij monitoring aan: 
Korte termijn
Lange termijn
Prognose
Complicaties/risico’s van het beleid

Slide 16 - Tekstslide

Reflectie

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoever ben je met stap 4 van casus dhr. Spaans
A
nog beginnen
B
begin gemaakt
C
bijna klaar
D
klaar

Slide 19 - Quizvraag

Heb je voldoende informatie/ tools om aan de slag te gaan met stap 4?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag