Bespreken recensie, herhalen ww-spelling, weektaak

- Bespreken recensie (schrijfdossier)
- Herhalen werkwoordspelling
- Werken aan weektaak

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Bespreken recensie (schrijfdossier)
- Herhalen werkwoordspelling
- Werken aan weektaak

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Fictie H3:

- Je kent de opbouw van een recensie.


Spelling H3:

- Je herhaalt de spelling van de Engelse leenwerkwoorden.

- Je oefent met de werkwoordspelling.

- Je kunt het meervoud van de zelfstandig naamwoorden goed spellen.

- Je kunt woorden met de r-klank en p-klank goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken opdr. recensie
- Zoek een boek op dat je nog niet gelezen hebt en zoek daarbij een recensie (sevendays.nl, Trouw, Volkskrant, Leestafel.nl of Google op 'titel' en 'recensie').
- Kopieer de recensie in een Wordbestand en geef per onderdeel van de opbouw aan waar je dat kunt vinden.
- Onderstreep de plus- en minpunten en argumenten
- Geef bij elk plus- en minpunt aan over welk onderdeel de recensent iets zegt.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg opbouw recensie
- Gegevens van het boek: titel, auteur, uitgever, verkoopprijs, aantal pagina's, leeftijd van de doelgroep (= inleiding)
- Indruk van de inhoud van het boek: hoofdpersoon en zijn probleem, tijdsperiode, situatie waarbinnen het verhaal zich afspeelt (= samenvatting)
- Plus- en minpunten: inhoud van het verhaal, schrijfwijze, spanning, afloop, originaliteit (= mening)
- Eindoordeel: cijfer of sterren (= conclusie/slot)

Slide 4 - Tekstslide

Vul het werkwoord goed in:
Dagelijks een stukje fruit ... je gezond.
A
hou
B
houd
C
hout
D
houdt

Slide 5 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vanmorgen heeft de buurvrouw haar autoruiten ... .
A
gekrabt
B
gekrabd
C
gekrabdt

Slide 6 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vorig schooljaar ... ik elke woensdagmiddag een paar rondjes in het park.
A
joggde
B
joggte
C
jogde
D
jogte

Slide 7 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
De ruit ... zodra hij zijn ladder ertegenaan zette.
A
barst
B
barste
C
barstte
D
barstten

Slide 8 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vraag jezelf eens af welke straf je nu ... .
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt

Slide 9 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Als je ... hebt om te helpen verhuizen, moet je dat ook echt doen.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 10 - Quizvraag

Weektaak
Over taal H3: 1 - 6
Spelling H3: 2 t/m 7 
(blz. 144 - 147)

(dictee - opdr. 9)

Slide 11 - Tekstslide