Directe en indirecte vragen (B1)

Vraagsoorten
Open vragen
Gesloten vragen
Directe/indirecte vragen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Vraagsoorten
Open vragen
Gesloten vragen
Directe/indirecte vragen

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden: 15 min.
Een open vraag begint met een ... zoals ...

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Open vragen 
Een open vraag begint met een vraagwoord, zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe, hoeveel. 

De vraag is open omdat de antwoordmogelijkheden vrijwel onbeperkt zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbereiden: 15 min.
Bedenk een open vraag met het onderwerp 'school'.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gesloten vraag begint altijd met een werkwoord.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gesloten vragen 
Gesloten vragen beginnen meestal met een werkwoord, maar kan ook met een vraagwoord beginnen, zolang de antwoordopties beperkt zijn. 

Voorbeeld: Wat vind je leuker, zwemmen of voetballen?

Slide 6 - Tekstslide

Voorbereiden: 15 min.
Bedenk een gesloten vraag die begint met een werkwoord.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een gesloten vraag die begint met een vraagwoord.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden
Bespreek in duo's: Wat is het verschil tussen directe en indirecte vragen? Waarom zou je een vraag indirect stellen? Welke verschillen zijn er in de zinsbouw (grammatica)?

Direct: Hoe laat komt de volgende bus?
Indirect: Weet jij misschien hoe laat de volgende bus komt?

Direct: Welke planten kunnen goed tegen de zon? 
Indirect: Kunt u mij vertellen welke planten goed tegen de zon kunnen?
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden
  • Directe open vragen hebben inversie.
     
  • Hoe laat is het

  • Indirecte open vragen hebben een bijzin-structuur.

  • Weet jij hoe laat het is



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden
  • Directe gesloten vragen hebben ook inversie. Ze beginnen met een werkwoord. 

  • Heb je de deur op slot gedaan?

  • Indirecte gesloten vragen hebben ook een bijzin-structuur. 
    Je gebruikt het voegwoord 'of'. 

  • Kun je je nog herinneren of je de deur op slot hebt gedaan

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden
Instructie: Een indirecte vraag is wat beleefder dan een directe vraag. 
Je kunt een indirecte vraag beginnen met:

Weet jij (misschien) ... ?
Weet u (misschien) ... ?
Weten jullie (misschien) ... ?
Kunt u me vertellen ... ?
Kun je je (nog) herinneren ... ?
Ik wil graag weten ...
Ik zou graag willen weten ... 
Ik vraag me af ... 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen!
Bespreek in duo's: Welke zinnen zijn goed en welke zijn fout? Waarom?
Klaar? Schrijf de zinnen dan op de goede manier in je schrift.

  1. Weet jij misschien waar is de bioscoop?
  2. Weet u hoe vaak moet ik deze medicijnen innemen?
  3. Weten jullie wanneer de les begint?
  4. Kunt u me vertellen de trein nog naar Leeuwarden rijdt?
  5. Kun je je nog herinneren waar we speelden altijd?
  6. Ik wil graag weten of je op mijn feest komt.
  7. Ik zou graag willen weten wanneer ik mijn nieuwe fiets ophalen kan.
  8. Ik vraag me af wanneer ben je vrij?


timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen! 15 min.
Oefenen!
Antwoorden:

  1. Fout: Weet jij misschien waar is de bioscoop?
  2. Fout: Weet u hoe vaak moet ik deze medicijnen innemen?
  3. Goed: Weten jullie wanneer de les begint?
  4. Fout: Kunt u me vertellen de trein nog naar Leeuwarden rijdt?
  5. Fout: Kun je je nog herinneren waar we speelden altijd?
  6. Goed: Ik wil graag weten of je op mijn feest komt.
  7. Goed: Ik zou graag willen weten wanneer ik mijn nieuwe fiets ophalen kan.
  8. Fout: Ik vraag me af wanneer ben je vrij?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen!
Opdracht: Op het werkblad staan directe vragen. Maak er indirecte vragen van. 
Let op de woordvolgorde in de zinnen. 

Weet jij (misschien) ... ?
Weet u (misschien) ... ?
Weten jullie (misschien) ... ?
Kunt u me vertellen ... ?
Kun je je (nog) herinneren ... ?
Ik wil graag weten ...
Ik zou graag willen weten ...
Ik vraag me af ...

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen! 15 min. 
Oefenen!
Opdracht: Schrijf drie directe vragen op. Begin met een vraagwoord  of met een werkwoord. 

Wissel daarna jouw zinnen met de zinnen van een medecursist. Maak de vragen indirect. Schrijf ze in je schrift.

Bespreek de zinnen met elkaar zodra jullie klaar zijn. 
Twijfelen jullie of een zin klopt? Vraag dan de docent om hulp.


timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen! 15 min.
Terugkijken
Opdracht: Schrijf een indirecte vraag of twee indirecte vragen die je deze week aan iemand kan stellen. 

Slide 17 - Tekstslide

Terukijken: 10 min.
Deze indirecte vraag kan ik deze week aan iemand stellen:

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies