NUN 1F-2F Luisteren H.1.1 Gericht luisteren en kijken, tm opd 4

les-informatie
lesdoel   theorie-opname controleren 

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A
             Luisteren, 1.1 Gericht luisteren en kijken

auteur   M B
datum   nov. 2021, nov. 2022

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

les-informatie
lesdoel   theorie-opname controleren 

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A
             Luisteren, 1.1 Gericht luisteren en kijken

auteur   M B
datum   nov. 2021, nov. 2022

Slide 1 - Tekstslide

NUN 1F-2F   LUISTEREN
H.1   Luisteren en kijken         (in de huidige periode)
H.2   Verschillende tekstsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Luisteren, H.1 Luisteren en kijken
1.1   Gericht luisteren en kijken
1.2   Functie van beeld
1.3   Aantekeningen maken

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw van de behandeling
-We beginnen met het boek dicht, zodat jullie je beter kunnen concentreren.
-uitleg
-theorie in boek A bestuderen
-opdracht(en) maken
-huiswerk     leren p.110-112
                   woord-betekenissen van p. 110-113

Slide 4 - Tekstslide

1.1   Gericht kijken en luisteren
gericht - je zoekt speciale informatie

Bijvoorbeeld
Ik luister naar het weerbericht, omdat ik wil weten van welke kant de wind komt.
De hart-patiënt bekijkt het programma over hart-kwalen om te zien of er een nieuw medicijn is.
de kwaal - de ziekte, de pijn

Slide 5 - Tekstslide

ongericht luisteren en kijken
Je wilt een algemene indruk krijgen.

bijvoorbeeld
Ik luister naar het weerbericht, omdat ik wil horen of het mooi weer wordt.
Harry bekijkt het programma over hartkwalen, aangezien hij geïnteresseerd is in medische zaken.
aangezien - omdat

Slide 6 - Tekstslide

gericht luisteren
- concentratie
- van te voren bedenken wat je wilt weten
(wie - wat - waar - wanneer - waarom -hoe)
- het begin (onderwerp en deelonderwerpen)
- signaalwoorden geven de verbanden in de tekst
   bijv. de tegenstelling - maar, toch
          de aanvulling     - ook, en, tevens
- het beeld

Slide 7 - Tekstslide

p.137   de woordenschat   
Deze woorden moet je leren.
aansluiten bij            - passen bij, horen bij, goed zijn voor
na afloop                  - als iets afgelopen is
de reportage             - de presentatie over een onderwerp
het festival                - het grote feest met verschillende activiteiten
het optreden             - een groep maakt muziek
aan de orde komen    - aan bod komen, aan de beurt komen
de waarschuwing       - hier: let op
het overzicht             - de manier om snel alle informatie te hebben, 
                                  bijv. de tabel, de lijst
de roadtrip                - Engels: reis langs verschillende plaatsen
de cowboy                - beroep: de persoon die met veel dieren rondtrekt

Slide 8 - Tekstslide

p.110-111
Bestudeer op p.110: doel, tekst, voorbeeld.

Maak op p.111: opdracht 1.    (Kijk ook op p.208!)


Huiswerk
Alle woordbetekenissen opzoeken van p.110 -113.
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

p.111 opdracht 1, nummer 1
Jij wilt van Ede naar Arnhem.
Dit is een bericht voor alle reizigers op het traject Arnhem - Ede/Wageningen.
timer
0:30
A
naar het hele bericht
B
ik luister niet, want
C
het woord Arnhem

Slide 10 - Quizvraag

p.111  opdracht 1, nummer 2 en 3             zie p. 208
2.  Het signaalwoord voor het tekstverband oorzaak is hier
als gevolg van

3. Het signaalwoord voor het tekstverband voorwaarde is hier
als

Slide 11 - Tekstslide

het belang van een grote woordenschat
Indien je het opgegeven huiswerk hebt gedaan (zorgen dat je alle woordbetekenissen van p. 111-113 kent),
dan zal je de volgende opdrachten veel sneller kunnen maken.

Slide 12 - Tekstslide

p.111-112, opdracht 2
Lees eerst vraag 1 - 4.                               Drenthe
Bekijk daarna het fragment.
Beantwoord de vragen.

het fragment - hier: een deel van een langere film
de vacature   - de baan waarvoor een medewerker
                      gezocht wordt

Slide 13 - Tekstslide

p.111 opdracht 2
1. Het fragment toont het begin van het programma.
het begin = de aanvang    (het synoniem)

2. Het laatste deelonderwerp is 'het weer'.

3. Er zijn drie andere deelonderwerpen.
namelijk ...........
4. vacatures

Slide 14 - Tekstslide

p.111  opdracht 2
Lees eerst vraag 5-8.

Bekijk daarna het vervolg van het programma.

het vervolg - het volgende deel

Slide 15 - Tekstslide

p.111-112 opdracht 2, nummer 5-8
5.  De gemeente heet Haren.
6.  Die gemeente ligt in Duitsland, vlakbij de grens.

7.  Een vakantiepark zoekt medewerkers.

8.  Nee, je hoeft niet goed Duits te kunnen spreken. Het is wel handig als je een beetje Duits spreekt.

Klazienaveen
Haren

Slide 16 - Tekstslide

p.112  woordenschat nummer 10
hoogopgeleid - diploma van mbo, hbo, universiteit

de handen uit de mouwen steken - (hard) werken

Slide 17 - Tekstslide

p.112, opdracht 2, nummer 10

Naar wat voor mensen zijn de bedrijven vooral op zoek?
timer
0:30
A
mensen die aan de grens wonen en hoog opgeleid zijn
B
mensen die de handen uit de mouwen willen steken

Slide 18 - Quizvraag

p.112, opdracht 2 nummer 9 en 11
9.   Er zijn in totaal 30 + 80 = 110   vacatures.

11.  Je kunt meer info vinden op
werkeninDuitsland.nl

Slide 19 - Tekstslide

controle of jullie de theorie opgenomen hebben
>>>

Slide 20 - Tekstslide

'Gericht luisteren' betekent
timer
1:00
A
een beetje luisteren
B
zoeken naar bepaalde informatie

Slide 21 - Quizvraag

Als je gericht gaat luisteren, let je vooral op
timer
1:00
A
het begin
B
de kern
C
het einde

Slide 22 - Quizvraag

Het begin van een luistertekst is belangrijk omdat
timer
1:00
A
je daar kennismaakt met de spreker
B
je dan weet hoe hard je het geluid moet zetten
C
je daar de volgorde vd deelonderwerpen hoort

Slide 23 - Quizvraag

Signaalwoorden helpen je om
timer
1:00
A
uit te rusten
B
om het verband tussen tekstdelen te horen
C
nieuwe woorden te leren

Slide 24 - Quizvraag

p.112, opdracht 3
Lees vraag 1 tot en met 4.

Bekijk het filmpje.

Beantwoord de vragen.

Slide 25 - Tekstslide

p.112, opdracht 3
1. Het onderwerp is     sportwatch .

2. Het signaalwoord dat de eerste tip aankondigt: allereerst

3. Er worden vier tips gegeven in het filmpje.

4. Dat kun je zien, omdat de tips genummerd in beeld komen.

Slide 26 - Tekstslide

p.112, opdracht 3 vervolg
Lees vraag 5 tot en met 7.

Bekijk het filmpje nog een keer.

Beantwoord de vragen.
     Bij nummer 7 moet je kiezen welke sportwatch
     Samsung Gear Fit 2    of    de Fitbit Blaze  .

Slide 27 - Tekstslide

p.112, opdracht 3
5. De presentatrice laat zien dat swipen alleen met je neus kan, want je moet je andere hand aan het stuur houden.

6. Het eerste deelonderwerp is: de uitvoering van de test.
    Het tweede deelonderwerp is: de uitslag van de test
                                             de beoordeling v.d. sportwatches
>>>

Slide 28 - Tekstslide

p.112, opdracht 3, nummer 7
Welke sportwatch kun je het best kopen als je
Samsung G F 2
Fitbit Blaze
a  het belangrijk vindt dat de batterij lang meegaat?
   v
b  een watch met gps wilt?
   v
c  vaak geen zin hebt om aan een work-out te beginnen?
   v

Slide 29 - Tekstslide

p.112, opdracht 4
Lees eerst nummer 1 tot en met 4.

Bekijk daarna het fragment.

Beantwoord de vragen.

Slide 30 - Tekstslide

p.112, opdracht 4, nummer 1-3
1. De eerste beelden hebben als neven-doel
     A. de aandacht van de kijkers trekken met iets grappig.
2. Een medewerker productpresentatie doet o.a.
producten uitzoeken, producten presenteren, producten etaleren, ruimtes inrichten, zorgen dat de producten er zo goed mogelijk uitzien in de winkel
3. Het doel van een goede productpresentatie is dat de klant heel graag dingen wil kopen. (hebberig worden)
neven - erbij, ernaast, ook nog

Slide 31 - Tekstslide

p.113, opdracht 4, nummer 4
Waarom kun je met deze opleiding bij verschillende soorten winkels aan de slag?
timer
1:00
A
basisregels hetzelfde
B
huisstijl hetzelfde
C
neerzetten hetzelfde

Slide 32 - Quizvraag

p.113, opdracht 5
Lees eerst vraag 5-8.

Bekijk het tweede fragment.

Beantwoord de vragen.

Slide 33 - Tekstslide

p.113, opdracht 5, 
nummer 5-7
5. Een medewerker productpresentatie moet niveau 4 hebben voor de volgende dingen.
a. grotere ruimten inrichten
e. zelf een sfeer maken met allemaal verschillende producten
f.  zelfstandig keuzes maken
6. competenties: creatief zijn, doorzetter en aanpakker zijn, nieuwsgierig zijn
7. Het beroep medewerker productpresentatie kun je ook uitoefenen in bijvoorbeeld tv-studio's en in de horeca.
de horeca - hotel, restaurant, ca
de competenties - de dingen die je goed kan/ goed moet kunnen

Slide 34 - Tekstslide

p.113, opdracht 5, nummer 8
Wat is het belangrijkste doel van dit filmpje?
timer
1:00
A
uitleggen ... zwaar beroep
B
informeren over beroep
C
overtuigen om een opleiding te gaan doen

Slide 35 - Quizvraag

huiswerk voor de volgende les
leer en maak alles van p.110-113

herhaal alles van p.110-113

bekijk dus ook alle fragmenten nog een keer op NU Nederlands online

Slide 36 - Tekstslide