,

Cursus 7 §12 voltooid deelwoord

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Tekstslide


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
stinken
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 4 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
vluchten
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 5 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
vragen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 6 - Quizvraag


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Laura (dragen) haar nieuwe kleding.

Slide 7 - Open vraag


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Femke (wijzen) naar het raam.

Slide 8 - Open vraag


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Linda (schuiven) haar stoel naar achteren.

Slide 9 - Open vraag

  • Je leert het voltooid deelwoord spellen.
Lesdoelen

Slide 10 - Tekstslide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij werkwoord-spelling

Slide 11 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 12 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord 

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint bijna vaak met
      ge–, be-, ver-, ont-.
  •  Een voltooid deelwoord eindigt op –en, –t of –d.
  •  Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
        De meest voorkomende hulpwerkwoorden zijn : zijn,
        hebben  en worden.
  •  het VD staat meestal achteraan in de zin.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe herken je een voltooid deelwoord?
1 Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-



Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge, maar kan ook beginnen met be, ver, ont, of her aan het begin van een werkwoord. Deze voltooide deelwoorden krijgen dan geen extra ge meer!

Slide 15 - Tekstslide

ge
be
ver
ont
her
gewerkt
bedankt
verrast
ontdekt
herdacht
gefietst
begroet
verdiept
ontwaakt
herplaatst
gehuild
betaald
verteld
ontvoerd
hersteld
gefluisterd
beschermd
verhuisd
ontwikkeld
herkauwd
ge, be, ver, ont of her

Slide 16 - Tekstslide

Een VOLTOOID DEELWOORD  
heeft een hulpwerkwoord bij zich (hebben, zijn, worden).
Eindigt altijd op t, d of n.

t of d? Langer maken en luisteren.

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op en bij de sterke werkwoorden.
Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een t of d bij de zwakke werkwoorden.

Slide 17 - Tekstslide

VD als bijvoeglijk naamwoord
  • Een voltooid deelwoord kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord. Je  schrijft het dan meestal zo kort en zo eenvoudig mogelijk!

De trui is gebreid - de gebreide trui.
Het werkstuk is geprint - het geprinte werkstuk.
De toets is gemaakt - de gemaakte toets.

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt

zoeken - de sleutel is gezocht (vd) - de gezochte sleutel (bijv. nw)
zeven - die bloem is gezeefd (vd) - de gezeefde bloem (bijv. nw)
smelten - het ijsje is gesmolten (vd) - het gesmolten ijsje (bijv. nw)
verbreden - de weg is verbreed (vd) - de verbrede weg (bijv.nw)



Slide 19 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden:
1. Wat ben je veranderd!
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gebracht.
timer
2:00

Slide 20 - Tekstslide

VD van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en of -n:
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren pasta gegeten.
                 Hij heeft het niet gedaan!
Bij het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden schrijf je wat je hoort. Hij heeft zijn band geplakt.

Slide 21 - Tekstslide

Dus:
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n:
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d :
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt niet altijd horen of een voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt. Weet je niet of een voltooid deelwoord op een –t of –d eindigt? Gebruik dan:
  • De verlengproef (langer maken).
  • Of ’t ex kofschip.

Slide 23 - Tekstslide

't ex kofschip. 

voltooid deelwoord -d of -t?
Zwakke 
werkwoorden
1. Schrijf het hele werkwoord op. 
2. Haal -en van het hele werkwoord af.
3. Kijk of de laatste letter van het woord
in 't ex kofschip zit.
4. Ja? Schrijf het werkwoord met een -t.
Nee? Schrijf het werkwoord met een -d.

Slide 24 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Voltooid deelwoord
Deze trui verkleurt nu al.
Sam verstuikt zijn enkel.
Micky verkleedt zich.
In de film gebeurt wel.
Jij belooft altijd van alles.



Deze trui is verkleurd.
Sam heeft zijn enkel verstuikt.
Micky heeft zich verkleed.
In de film is veel gebeurd.
Jij hebt alles beloofd.



Slide 25 - Tekstslide

  • Wat: Cursus 7 paragraaf 12 opdracht 1 t/m 5 blz. 244/245 maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: timer
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek . 
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Ik ben gisteren ... (verhuizen).
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 27 - Quizvraag

De gevangene is na een week eindelijk ... (ontsnappen)
A
ontsnapt
B
ontsnapd

Slide 28 - Quizvraag

Tijdens de wedstrijd heeft Joy zich ... (blesseren).
A
geblesseerd
B
geblesseert
C
geblesseerdt

Slide 29 - Quizvraag

Welk werkwoord is verkeerd gespeld?

Als je mij vermoord, zul je nooit weten wie je heeft verraden.
A
vermoord
B
verraden

Slide 30 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Het aanbod van emoji wordt ... (bepalen) door een aantal grote techbedrijven.

Slide 31 - Open vraag