Schrijven en spelen

• Drama
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Welkom!

Les 2 - Schrijven en spelen

Scène met maatschappelijk thema

Log in: 

Vorige keer

Voor de meivakantie hebben jullie gebrainstormd voor een scène met een maatschappelijk thema/probleem.

Een aantal van jullie heeft ook al tekst op papier staan, goed bezig!

Vandaag

• Een hoop nieuwe begrippen 
• en een paar tools om je verhaal een goede opbouw te geven.
• Verder schrijven aan je script.

Wat is een plot? qweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqwqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqwqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruieruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruiqweruieruiqweruiqweruiqweruiqwerui

1. De inhoud van het verhaal
2. De structuur van het verhaal
3. Het einde van het verhaal
4. Het hoofdpersonage van het verhaal

Wat is een protagonist?

1. Iemand die tijdens het stuk verdwijnt
2. Het personage waar het verhaal om draait
3. Een personage dat alleen aan het einde voorkomt
4. Het personage dat de antagonist tegenwerkt

Wat is een antagonist?

1. Een personage dat de protagonist tegenwerkt
2. Een ander woord voor iemand die steelt
3. Iemand die de personages aankondigt
4. Het personage waar het verhaal om draait

Wat is 'het' conflict?

1. Iemand die politieagent wil worden
2. Een ruzie
3. Een probleem dat zich ontwikkelt in de scène
4. Twee botsende strevens

Wat is de plotvraag?

1. De vraag die je stelt bij een plot
2. De vraag waarom er een plot is
3. De vraag die de lezer/kijker bezig houdt
4. De moeilijkste vraag van een quiz

Vandaag: plotopbouw

Zonder structuur in je verhaal, kan de lezer je verhaal niet goed volgen. En als je iets niet begrijpt, dan haak je af. 

Daarom gebruiken we vanaf nu in ons schrijfwerk: De Aristotelische verhaalstructuur.

Dit heeft een bepaalde opbouw, daarom kan je de volgorde niet omdraaien of verwisselen.

Aristotelische verhaalstructuur

• Expositie - kennismaking met de protagonist (wie), waar en wanneer zijn we? Heb je nodig om mee te kunnen leven met de protagonist.
• Motorisch moment - hierdoor komt het verhaal op gang ("het échte begin"), vaak komt de antagonist hier in beeld. Denk aan het CONFLICT . Hier komt de motor op gang, het verhaal komt in beweging. 
• Ontwikkeling - alles in het verhaal dat leidt tot de climax. Mogen meerdere gebeurtenissen zijn, maar alleen wat nodig is! Het probleem wordt erger, door extra hindernissen of nieuwe personages die roet in het eten gooien.
• Climax - het hoogtepunt van het verhaal, of "de belangrijkste gebeurtenis". Hier draait het allemaal om. 
• Afwikkeling  - de spanning daalt. Hoe loopt het af? (bijv. ze leefden nog lang en gelukkig).
  

0

Wat is het motorisch moment in deze scène?

Welke informatie krijg je bij de expositie (Roodkapje)?

1. Dat ze enigst kind is
2. Dat ze op het pad moet blijven
3. Dat haar oma een glutenallergie heeft
4. Dat ze gered wordt door de jager

Wat is het motorisch moment (Roodkapje)?

1. Dat ze de wolf tegen komt
2. Dat ze geen glutenvrije koekjes heeft
3. Dat ze van het pad af gaat
4. Dat de wolf doet alsof hij haar oma is

Welke dingen gebeuren er tijdens de ontwikkeling (dus richting de climax)?

Wat is de climax van het verhaal van Roodkapje?

1. Dat de wolf Roodkapje opeet
2. Dat de jager iedereen redt
3. Dat Roodkapje van het pad af gaat
4. Dat oma Roodkapje koekjes geeft

Hoe zou je de afwikkeling in één zin opschrijven? (Roodkapje)

Jullie eigen scène

Invullen op Classroom:

1. Lees jullie brainstorm idee dat je hebt ingeleverd via Classroom.  
2. Bepaal de protagonist, antagonist, het conflict en plotvraag voor jullie verhaal/script. 
3. Hoe zijn de vijf onderdelen van de Aristotelische verhaalstructuur in het verhaal te verdelen? Geef een titel aan iedere fase, bijv: 'Motorisch moment: Roodkapje gaat van het pad af'
4. Maak een start met het schrijven van je verhaal in scriptvorm of pas aan waar dat mogelijk is. 

Huiswerk voor volgende week

Je hebt je brainstorm idee ingevuld en ingeleverd. 

Je hebt je eerste tekst staan voor het script. 

Je hebt het werkblad Structuur op Classroom ingevuld en ingeleverd.