17 april: examenopdrachten afweer en ecologie


1.
A
antigeenpresentatie
B
opsonisatie van bacteriën
C
productie van antistoffen
D
productie van MHC-eiwitten
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les


1.
A
antigeenpresentatie
B
opsonisatie van bacteriën
C
productie van antistoffen
D
productie van MHC-eiwitten

Slide 1 - Quizvraag


2.
(Vervolg van vraag 1)

Een opvallend kenmerk van de patiëntjes is dat er vrijwel geen actieve B-lymfocyten in het lichaam worden aangetroffen.

Waardoor ontbreken de actieve B-lymfocyten?

Slide 2 - Open vraag


3.
(Vervolg van vraag 2)

Pas drie tot zes maanden na de geboorte begonnen zich bij de jongetjes de eerste verschijnselen van het SCID-syndroom voor te doen. Vóór die tijd waren ze beschermd tegen infecties, onder andere door antistoffen uit de moedermelk.
Vier typen antistoffen zijn: IgA, IgD, IgE, en IgG.

Welke van deze typen antistoffen bezaten de jongetjes al vóór de geboorte?
A
IgA
B
IgG
C
IgD en IgE

Slide 3 - Quizvraag


4.
Lees de infotekst.


Waaruit bestaat het tegen HPV18 werkzame deel van dit vaccin?
A
een deel van het RNA van HPV18
B
een effectief immunoglobuline tegen HPV18
C
een manteleiwit van HPV18

Slide 4 - Quizvraag


5.
(Vervolg van vraag 4)

Welke cellen van het afweersysteem zullen op het vaccin reageren met de vorming van antistoffen?
A
B-lymfocyten
B
cytotoxische T-cellen
C
T-helpercellen

Slide 5 - Quizvraag


6.
(Vervolg van vraag 5)

Er is besloten dat in eerste instantie alleen meisjes gevaccineerd worden.
 - Geef een biologisch argument waarom jongens niet in het vaccinatieprogramma opgenomen zijn.
- Geef een biologisch argument waarom het beter zou zijn om jongens wél in het vaccinatieprogramma op te nemen.

Slide 6 - Open vraag


7.
(Vervolg van vraag 6)
Voordat op regeringsniveau besloten werd tot landelijke invoering van de HPVvaccinatie heeft men niet alleen naar de medische relevantie gekeken, maar ook naar de economische haalbaarheid. Dit betekent dat men in ieder geval ingeschat heeft in hoeverre vaccinatie het ontstaan van baarmoederhalskanker zou verminderen, en wat vaccinatie gaat kosten.
Welk biomedisch onderzoek, behalve het bepalen van de (verminderde) kans op baarmoederhalskanker, zal ook uitgevoerd zijn of worden?

Slide 7 - Open vraag


Lees de infotekst.

Tegen niesziekte zijn kittens de eerste weken vaak beschermd door antistoffen van hun moeder in de moedermelk.
Noem twee manieren waarop de moederpoes zelf immuun kan zijn geworden tegen niesziekte.
8.

Slide 8 - Open vraag


FNI treedt soms op bij kittens met bloedgroep B als de moeder bloedgroep A heeft. Dit is echter alleen het geval als deze moederpoes al eerder nestjes heeft gehad met kittens met bloedgroep B. Bij latere nestjes wordt dat probleem steeds groter, doordat de moeder steeds sneller antistoffen maakt.
- Waardoor komt bij de moederpoes de eerste afweerreactie tegen bloedgroep B tot stand?
- Waardoor komen er bij latere nestjes steeds sneller antistoffen tegen bloedgroep B vrij?
9.

Slide 9 - Open vraag


10.
Lees de infotekst.

Leg uit dat CF-patiënten die een door IL-10 gentherapie verbeterde donorlong ontvangen hiermee gebaat zijn.

Slide 10 - Open vraag


11.
Lees de infotekst.

Leg uit hoe na activatie van T-helpercellen afstoting plaats kan vinden:
- benoem de twee bij afstoting betrokken celtypen
- en geef bij elk aan wat de reactie op donorlongcellen zal zijn.

Slide 11 - Open vraag


12.
Lees de infotekst en bekijk de afbeelding.

Bereken hoeveel procent van de totale productie afkomstig is van de in het schema genoemde bovengrondse houtige delen. Rond je uitkomst af op een geheel getal.

Slide 12 - Open vraag


13.
Lees de infotekst en bekijk de afbeelding.

Leg met behulp van alle bovenstaande gegevens uit waardoor brasem de belangrijkste vissoort in deze plassen is geworden.

Slide 13 - Open vraag


14.
Lees de infotekst en bekijk de afbeelding.
Voor welke van de genoemde relatievormen laat afbeelding 2 zien dat de grenzen niet altijd nauwkeurig zijn aan te geven?
A commensalisme en concurrentie  D concurrentie en parasitisme
B commensalisme en mutualisme   E concurrentie en predatie
C concurrentie en mutualisme           F parasitisme en predatie

Slide 14 - Open vraag


15.
Lees de infotekst en bekijk de afbeelding.

Geef het nummer of de nummers van de groep(en) organismen uit afbeelding 3 die tot hetzelfde trofische niveau behoort of behoren als lemmingen.


Slide 15 - Open vraag


16.
De biomassa van een bos waarin de mens niet ingrijpt, is afhankelijk van het stadium van de successie waarin het bos zich bevindt. In het diagram van afbeelding 16 zijn drie grafieken getekend. Eén van deze grafieken geeft de biomassa (in kg drooggewicht per m2) weer.

Welke van de grafieken geeft het verloop van de biomassa tijdens successie weer? Leg je antwoord uit. Geef in je uitleg de reden waarom je de grafiek hebt gekozen en geef de redenen waarom je de twee andere grafieken niet hebt gekozen.



Slide 16 - Open vraag