B2 CH5

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling H5
Aan het einde van deze les kan ik de grammar van H5 uitleggen aan een klasgenoot. 

Slide 2 - Tekstslide

Writing & Grammar 32 - page 75

Prefixes: zijn letters die voor het woord komen om zo te betekenis van het woord te veranderen. 

Er zijn drie groepen prefixes: 


Slide 3 - Tekstslide

Prefixes: non-/ un-/ im-/ il-/ in-/ ir-/ dis- betekenen 'niet' of 'het tegenovergestelde'. 
sense
nonsense
used
unused
possible
impossible
legal
illigal
compatible
incompatible
responsible
irresponsible
appear
disappear

Slide 4 - Tekstslide

in-
im-
mis-
il-
dis-
re-
possible
appear
behave
dependent
act
legal

Slide 5 - Sleepvraag

communication
like
turned
miscommunication
dislike
returned

Slide 6 - Sleepvraag

Which is the correct opposite of agree?
A
misagree
B
disagree

Slide 7 - Quizvraag

Prefix: re- betekent 'opnieuw', 'terug' of 'als reactie op'.
turn
return
visit
revisit
play
replay
act
react

Slide 8 - Tekstslide

Prefix: mis- betekent 'verkeerd' of 'niet'
use
misuse
behave
misbehave

Slide 9 - Tekstslide

Writing & Grammar 33 - page 76

Suffixes: zijn letters die achter het woord komen om zo te betekenis van het woord te veranderen. 


Er zijn drie groepen suffixes

Slide 10 - Tekstslide

Suffix: -er betekent 'degene die de actie doet'
teach
teacher
eat
eater
rap
rapper

Slide 11 - Tekstslide

Suffix: -ing / -ment verandert het werkwoord in een zelfstandig naamwoord. 
pay
payment
develop
development
paint
painting
draw
drawing

Slide 12 - Tekstslide

Suffix: -ness verandert een bijwoord/bijvoeglijk naamwoord in een zelfstandig naamwoord. 
kind
kindness
happy
happiness
cute
cuteness

Slide 13 - Tekstslide

Which is the correct opposite of turn?
A
return
B
disturn

Slide 14 - Quizvraag

Which is the correct opposite of understanding?
A
disunderstanding
B
misunderstanding

Slide 15 - Quizvraag

The teach- (er/ing) corrected the mistakes in my essay.
A
teacher
B
teaching

Slide 16 - Quizvraag

In the countries where healthcare is free, you should receive free treat- (ment/ness)
A
treatment
B
treatness

Slide 17 - Quizvraag

The announcement filled people's hearts with deep sad- (er/ness)
A
sadder
B
sadness

Slide 18 - Quizvraag

She really likes read- (ing/ment) comics.
A
reading
B
readment

Slide 19 - Quizvraag

Linking words, page 91

Slide 20 - Tekstslide

Linking words (voegwoorden)

Voegwoorden worden gebruikt om twee zinnen samen te voegen. De betekenis van de voegwoorden laat zien wat de verbinding is tussen de zinnen. 

I have to write a report, but our computer is broken.
She likes to use Instagram and Snapchat.
We can't go on holiday because we don't have enough money. 

Slide 21 - Tekstslide

We use words, such as and, but & because...
We use and...
We use but...
We use because...
...to give different information.
 ...to give reasons.
 ...to add information.
...to join two parts of a sentence.

Slide 22 - Sleepvraag

1. In summer, the bloggers don’t like to stay inside _____ the weather is nice.
A
and
B
because
C
but

Slide 23 - Quizvraag

2. Summer days are hot, sunny ____ perfect for outdoor activities.
A
and
B
because
C
but

Slide 24 - Quizvraag

3. Being outside in summer is great, _____ the bloggers don’t always have time.
A
and
B
because
C
but

Slide 25 - Quizvraag

4. Would you like to watch a movie __ play a board game?
A
if
B
because
C
or

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Herhaling H5
Aan het einde van deze les weet ik weer ten minste 5 woorden/zinnen van H5. 

Slide 28 - Tekstslide

1. 1 I think you have to breathe / decide now about what you want
A
breathe
B
decide

Slide 29 - Quizvraag

1. 2 There was a huge / tiny man standing in front of my dad. He was very tall.
A
huge
B
tiny

Slide 30 - Quizvraag

1. 3 The little girl was gross / terrified when she saw the big dog
A
gross
B
terrified

Slide 31 - Quizvraag

1. 4 Ice cream will melt / shake if you leave it in the sun
A
melt
B
shake

Slide 32 - Quizvraag

2.1 Write down the OPPOSITE
to follow -

Slide 33 - Open vraag

2.2 Write down the OPPOSITE
to post -

Slide 34 - Open vraag

2.3 Write down the OPPOSITE
subjective -

Slide 35 - Open vraag

2.4 Write down the OPPOSITE
fake -

Slide 36 - Open vraag


Slide 37 - Open vraag

When you love something the most
When you are very tired
Whe you make something yourself
When you say what you think
to create
opinion
 exhausted
favourite

Slide 38 - Sleepvraag

Herhaal grammar H5
blz.99

Slide 39 - Tekstslide

STONES - Zet in goeie volgorde
you - read - have - article - this -?

Slide 40 - Open vraag

STONES - Zet in goeie volgorde
should - what - do - I - to gain - followers - more -?

Slide 41 - Open vraag

STONES - Zet in goeie volgorde
another - is - idea- to check - your - posts - mistakes - on - .

Slide 42 - Open vraag

STONES - Zet in goeie volgorde
I - fake - image - think - looks - the -.

Slide 43 - Open vraag

Iemand vraagt jou wat je kan doen met Snapchat. Wat zeg jij?

Slide 44 - Open vraag

Iemand vraagt jou wat je van Snapchat vind. Wat zeg jij?

Slide 45 - Open vraag

Wat is het leerwerk voor morgen?

Slide 46 - Open vraag