Het periodiek systeem (VVV)

1. Het periodiek systeem van Dimitri Mendeleev
Een overzicht van gerangschikte elementen (atomensoorten)
De horizontale rijen heten 'periodes'.  De kolommen heten groepen. 
De elementen in dezelfde groep vertonen vergelijkbare chemische eigenschappen. 
1 / 66
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 66 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1. Het periodiek systeem van Dimitri Mendeleev
Een overzicht van gerangschikte elementen (atomensoorten)
De horizontale rijen heten 'periodes'.  De kolommen heten groepen. 
De elementen in dezelfde groep vertonen vergelijkbare chemische eigenschappen. 

Slide 1 - Tekstslide

Vraag: Wat is een Metaalrooster? 


Antwoord: 
De rangschickking van metaalatomen. 

De rangschickking van metaalatomen. 

In de afbeelding zie he hoe de atomen in een metaalrooster gerangschikt zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Het periodiek systeem 
bestaat  2 hoofdgroepen

A) Niet metalen      (bijv.: Helium)
B) metalen               (bijv. Goud)

Welke groep heeft de meeste elementen?  Antwoord: Metaal.  

Metalen hebben een groetere dichtheid ( dus massa/ gewicht)

    Niet metalen
    • Hebben geen vergelijkbare fysieke stofeigenschappen
    • Metalen  
    • => Hebben een aantal vergelijkbare fysieke stofeigenschappen
    1.  Ze glimmen
    2. Geleiden stroom & warmte
    3. ze zijn buigbar  (verwarmd)
    4. vast bij kamertemperatuur behalve kwik)  

    Slide 3 - Tekstslide

    Wat is een stofeigenschap?

    Een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt

    herkennen en die niet veranderen als de hoeveelheid van een stof verandert.

    Bijvoorbeeld: ( the senses)

    -De geur van azijn of cassis.
    -De kleur van koper.
    -De smaak van suiker of zout.

    Daarom is volume, vorm, massa enzovoort geen eigenschap 

    Slide 4 - Tekstslide

                     Stofeigenschappen:  3 groepen
    Periodieke Systeem bestaat uit elementen met  verschillende stofeigenschappen. Stofeigenschappen zijn verdeeld in 3 groepen 
    1.  Fysische eigenschappen
    2. Chemische eigenschappen
    3.  Stofconstanten 

    Slide 5 - Tekstslide

    Fysische:    Je verandert de stof niet   (bijv.: geur, smeltheid, geur )
    Chemische:  je verandert de stof om de eigenschap te testen ( bijv:  brandbaarheid) 
    Stofconstante:  weergave van Stofeigenschap met een getal +  eenheid 
    Eenheden zijn  voor massa (kg, g), volume (m³, l) en dichtheid (kg/m³), deeltjes (mol).

    Slide 6 - Tekstslide

    15 x fysische stofeigenschappen
     
    1. microstructuur                                          (hoe ziet de stof onder een microscoop eruit?) 
    2. Giftigheid                                                     (hoe schadelijk is de stof ? )
    3. stroomgeleidheid                                 (hoe goed laat de stof elektrische stroom door?)
    4. Fase bij kamertemperatuur            (denk aan :  vast, vloeibar en gas) 
    5. Smeltpunt                                                    (stof verandert : vast naar vloeibaar) 
    6. soortelijke warmte                   
    7. Thermische geleidbaarheid          (hoe goed stof thermische energie doorgeeft)
    8. stolpunt                                                   (stof verandert: vloeibare naar vaste fase) 
    9. Dichtheid                                              ( massa/hoe zwaar iets is  in verhouding  tot hoe groot  het is)
     10. geur,     11. kleur,     12.  ferromagnetisme,     13. adhesie,        14. cohesie ,             15.  kookpunt  ( bijv: water kookt altijd op 100 graden





    Slide 7 - Tekstslide

    8 x chemische stofeigenschappen

    1. Brandbaarheid                       ( hoe snel iets in brand kan vliegen)  
    2. Chemische stabiliteit          (blijf de stof bestaan of gaat snel veranderen?)
    3. chemische reactiviteit         ( hoe snel& makkelijk  stof reageert op andere stof                   
    4. corrosiebestendigheid        ( hoe snel een metal tegen roesten/aantasten kan) 
    5. smaak                                                                   
    6. vochtbestendigheid              ( hoe goed iets tegen vocht kan ). Paraplustof  =vochtbestendig
    7. zuur bestendigheid                 (hoe goed materiaal tegen zuur kan)              
    8. Thermische stabiliteit            (Hoe goed stof tegen de hitte/warmte kan) 

    Slide 8 - Tekstslide

    Waterdeeltjes worden aangetrokken door glasdeeltjes. Dus water plakt een beetje aan de glas
     Waterbubbels trekken elkaar aan 



    Slide 9 - Tekstslide

    Ferromagnetisme
    Ferromagnetisme betekent dat een materiaal een magneet kan worden. Sommige metalen, zoals ijzer, kobalt  kunnen magnetisch worden. Ze trekken dan andere dingen aan, zoals paperclips of spijkers.

    🧲 Voorbeelden van ferromagnetische metalen:
    Ijzer

    Nikkel

    Kobalt

    Deze metalen kunnen sterke magneten worden.

    ⚙️ Hoe werkt het?
    In een ferromagnetisch metaal zitten kleine magneetjes (die noemen we atomen).
    Als al deze kleine magneetjes dezelfde kant op wijzen, dan wordt het hele stuk metaal een magneet.

    Een magneet heeft altijd:

    een noordpool

    en een zuidpool

    🌡️ Wat gebeurt er bij warmte?
    Als je een magneet heel warm maakt, werkt hij niet meer goed.
    De kleine magneetjes gaan dan alle kanten op. Het metaal is dan niet meer magnetisch.

    📌 Samenvatting:
    Ferromagnetisme = metaal kan een magneet worden

    Werkt bij ijzer, nikkel, kobalt

    De kleine magneetjes in het metaal moeten dezelfde kant op staan

    Te veel warmte maakt de magneet zwakker

    Wil je ook een plaatje of proefje om het beter te begrijpen?







    Kun je een simpel proefje uitleggen?

    Laat een plaatje zien van magneten en atomen

    Waarom verliezen metalen magnetisme bij warmte?


    Slide 10 - Tekstslide

                                       De groepen 
    scxcxc
    Groep 1: Alkalimetalen

    Groep 2: Aardalkali-
                    metalen

    Groep 17: Halogenen 

    Groep 18: Edelgassen


    Slide 11 - Tekstslide

    Groep 1

    Alkalimetalen
    Bijv: lithion, natrium, kalium

    • Glimmende &  zachte metalen
    • zeer reactief en  reageren heftig en soms explosief met water. Bij reactie met water krijg je waterstof.  
    • Let op waterstof (H) staat in groep 1 maar is geen metal! 
    Groep 2

    Aardalkalimetalen
    Bijv: magnesium, calcium, barium

    • glanzende & zilverachtige metalen
    • Reactief. 
    • Reageren op water maar niet zo heftig als Alkalimetalen.  De metalen  worden zeker aangetast. 

    Slide 12 - Tekstslide

    Groep 17

    Halogenen
    fluor, chloor, broom, jood

    • Halogenen zijn geen metalen. 
    • zeer reactief
    • vormt zout bij reactie met metaal. 
    • Halogenen zijn giftig, zeker in de vorm van gas. 
    • Chemische reactie= hoog 
    .
        
    Groep 18

    Edelgassen
    helium, argon, neon

    Edelgassen reageren bijna niet met andere stoffen.  Chemische reactiviteit = klein! 

    Slide 13 - Tekstslide

    Atoom deeltjes (3)
    Een atoom bestaat uit een kern die protonen en neutronen bevat, omgeven door een wolk van bewegende elektronen.

    1) Kern:

    • Protonen  
    • Neutronen

    2) Om kern:

    • Elektronen

    Slide 14 - Tekstslide

     Elk element (dus atoom) in het periodiek systeem heeft zijn eigen vakje met informatie.

     -Atoomnummer  ( = aantal protonen in de kern)
     - symbool van het element 
    -  naam van het element
    Atoom massa= gewicht

                             Bijvoorbeeld


     \


    Bovenstaand element 
    12=             atoom nummer
    Mg=          symbool
    Naam=      Magnesium
    Atoom massa = 24.32

    Slide 15 - Tekstslide

    8.2 t/m 8.4

    Slide 16 - Tekstslide


    Het periodiek systeem is bedacht door
    A
    Lavoisier
    B
    Ben Feringa
    C
    Van 't Hoff
    D
    Mendelejev

    Slide 17 - Quizvraag

    Het periodiek systeem
    bestaat uit 2 hoofdgroepen van elementen. Welke?

    Slide 18 - Open vraag

    Elementen noemen we ook wel atomen
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 19 - Quizvraag

    Hoe heten de ' verticale rij' ( links naar rechts) in het periodieke systeem

    Slide 20 - Open vraag

    Waar staan de edelgassen
    in het periodiek systeem?
    A
    groep 1
    B
    groep 2
    C
    groep 17
    D
    groep 18

    Slide 21 - Quizvraag

    Het atoomnummer geeft het aantal..... in de kern aan.

    A
    protonen
    B
    elektronen
    C
    neutronen

    Slide 22 - Quizvraag

    Welke elementen hebben een zeer kleine chemische reactie?

    Slide 23 - Open vraag

    Radon heeft atoomnummer 86 en massagetal 222. Hoeveel protonen heeft Radon?
    A
    222
    B
    86
    C
    D

    Slide 24 - Quizvraag

    De elementen in dezelfde groep vertonen dezelfde chemische eigenschappen
    A
    onjuist
    B
    juist

    Slide 25 - Quizvraag

    Dit is een afbeelding van een
    A
    metaalrooster
    B
    Periodiek systeem
    C
    Tabel

    Slide 26 - Quizvraag

    De horizontale rijen in het periodiek systeem heten 'periodes'. Hoe heten de kolommen ?

    Slide 27 - Open vraag

    Noem 2 elementen die vergelijkbare stofeigenschappen vertonen met broom (BR)

    Slide 28 - Open vraag

    Noem 2 elementen die vergelijkbare stofeigenschappen vertonen met Magnesium (Mg)

    Slide 29 - Open vraag

    In groep 1 van het periodiek systeem staan de ...
    A
    Alkalimetalen
    B
    Aardalkalimetalen
    C
    Edelgassen
    D
    Halogenen

    Slide 30 - Quizvraag

    Is volume een stofeigenschap?
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 31 - Quizvraag

    wat is een periodiek systeem?
    A
    overzicht van gerangschikte atoomsoorten
    B
    rij waarin alleen edelgassen in staan

    Slide 32 - Quizvraag

    Wat is het atoomnummer van Helium? (gebruik je periodiek systeem)
    A
    2
    B
    20
    C
    4,003
    D
    0

    Slide 33 - Quizvraag

    Is lucht een stof?
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 34 - Quizvraag

    Hoeveel protonen heeft Waterstof (H)?
    (Gebruik je periodiek systeem)
    A
    1
    B
    11
    C
    2
    D
    2

    Slide 35 - Quizvraag

    Welk element zal sneller met andere stoffen reageren?
    Zuurstof of Natrium?
    A
    Zuurstof
    B
    Natrium
    C
    Beide even snel
    D
    Dat kan je niet zeggen

    Slide 36 - Quizvraag

    Is massa een stof?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 37 - Quizvraag

    Hoe wordt groep 18 in het periodiek systeem genoemd?
    A
    Halogenen
    B
    Alkalimetalen
    C
    Edelgassen
    D
    Aardalkalimetalen

    Slide 38 - Quizvraag

    Zijn halogenen giftig?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 39 - Quizvraag

    Dit is een voorbeeld van
    A
    adhesie
    B
    corrosie
    C
    cohesie

    Slide 40 - Quizvraag

    Wat is het atoomnummer & massa van Calcium
    A
    40.078 en 20
    B
    20 en 40.078

    Slide 41 - Quizvraag

    Noem een paar chemische eigenschappen van Halogenen

    Slide 42 - Open vraag

    Noem een paar chemische eigenschap van edelgassen

    Slide 43 - Open vraag

    Hoeveel perioden heeft een periodiek systeem?
    A
    18
    B
    7
    C
    12
    D
    24

    Slide 44 - Quizvraag

    De perioden in het periodiek systeem zijn gerangschikt op:
    A
    Stofeigenschappen
    B
    Atoomnummer
    C
    Reactiviteit
    D
    Groepen

    Slide 45 - Quizvraag

    ....... is de aantrekking tussen 2 verschillende moleculen.
    A
    cohesie
    B
    adhesie

    Slide 46 - Quizvraag

    Noem 4 fysische eigenschappen van metalen.

    Slide 47 - Open vraag

    Wat is de atoommassa van Flour (F)
    A
    9
    B
    19

    Slide 48 - Quizvraag

    Groep 2 van het periodiek systeem zijn de
    A
    Alkalimetalen
    B
    Halogenen
    C
    Edelgassen
    D
    Aardalkalimetalen

    Slide 49 - Quizvraag

    Hoeveel groepen heeft het periodiek systeem?
    A
    18
    B
    7
    C
    2

    Slide 50 - Quizvraag

    groep 17 van het periodiek systeem noem ik de
    A
    halogenen
    B
    alkalimetalen
    C
    aardalkalimetalen
    D
    metalen

    Slide 51 - Quizvraag

    In welke groep van het periodiek systeem staan de halogenen?
    A
    1
    B
    2
    C
    17
    D
    18

    Slide 52 - Quizvraag

    Metaalatomen ( dus elementen van metaal ) zijn in het periodiek systeem te vinden aan de ...
    A
    linkerkant
    B
    rechterkant

    Slide 53 - Quizvraag

    Wat is een atoom?
    A
    Een molecuul
    B
    Een bouwsteen van een molecuul
    C
    Onderdeel van een ion
    D
    Een stof

    Slide 54 - Quizvraag

    Wat is een stofeigenschap? Leg uit.

    Slide 55 - Open vraag

    Benoem de 3 groepen van Stofeigenschappen:

    Slide 56 - Open vraag

    Benoem 15 fysische stofeigenschappen

    Slide 57 - Open vraag

    Benoem 8 chemische stofeigenschappen

    Slide 58 - Open vraag

    ....... is de aantrekking tussen 2 vergelijkbare moleculen.
    A
    cohesie
    B
    adhesie

    Slide 59 - Quizvraag

    Waterdruppels die na een regenbui aan een raam blijven plakken.
    Dit is een voorbeeld van
    A
    cohesie
    B
    adhesie

    Slide 60 - Quizvraag

    What is het symbool voor zuurstof in het periodiek systeem?

    Slide 61 - Open vraag

    De kleur van een stof is een stofeigenschap
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 62 - Quizvraag

    Wat is de naam van het element' XE' ?
    Gebruik je periodiek systeem.

    Slide 63 - Open vraag

    Het volume van een stof is een stofeigenschap
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 64 - Quizvraag

    Welke deeltjes komen in de kern van een atoom?

    Slide 65 - Open vraag

    Welke elementen geleiden elektrische stroom?

    Slide 66 - Open vraag