Les 1: Media

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les 1: Wat is media? 

Slide 2 - Tekstslide

Media is het meervoud van medium en het betekent 'midden'.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Gedrukte media dus kranten en boeken, noemen we ook wel 'de oude media'.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
(antwoord invullen op de volgende slide) 
A. de lezer aansporen om iets  te kopen  
B. de lezer amuseren  
C. de lezer informeren  
D.  overtuigen  

Slide 5 - Tekstslide

Rijden en drank, het maakt meer kapot dan je denkt.
A
De lezer aansporen om iets te kopen.
B
De lezer amuseren.
C
De lezer informeren.
D
De lezer overtuigen.

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Amuseren

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
informeren
overtuigen
activeren
amuseren
stripverhaal
handleiding
schoolboektekst
filmrecensie
advertentie
roman
ingezonden brief

Slide 8 - Sleepvraag

Opiniëren betekent dat je je mening geeft. Een recensie is dus een vorm van opiniëren.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De ontvanger
A
zendt de boodschap.
B
krijgt de boodschap.
C
is het medium.

Slide 10 - Quizvraag

De zender
A
krijgt de boodschap
B
stuurt de boodschap
C
is het medium

Slide 11 - Quizvraag

Iemand schrijft een artikel in de krant. Is dat coderen of decoderen?
A
coderen
B
decoderen

Slide 12 - Quizvraag

Het artikel wordt gelezen:
A
coderen
B
decoderen

Slide 13 - Quizvraag

Veruit de meeste communicatie is non-verbaal. De boodschappen worden uitgedragen via lichaamstaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat gaat er mis als er ruis ontstaat?
A
De zender is niet duidelijk.
B
De ontvanger leest het artikel niet goed.
C
De lichaamstaal van de zender komt niet overeen met zijn boodschap.
D
De zender heeft het verkeerde medium gebruikt voor zijn boodschap.

Slide 15 - Quizvraag

Als de zender een leugen vertelt noemen we dat desinformatie.
A
nepnieuws
B
desinformatie
C
coderen
D
decoderen

Slide 16 - Quizvraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide