4.7 voorzetselvoorwerp

grammatica
voorzetselvoorwerp
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

grammatica
voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan het eind van de les...
-voorzetselvoorwerp
-verschil vzv en bwb

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voorzetselvoorwerp
Komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel. Het voorzetselvoorwerp heeft altijd een figuurlijke betekenis.
Kees | wacht | op het perron|.
Kees | wacht | op zijn broer|.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De winkelier | stond | op de stoep|.

De winkelier | stond | op contante betaling|.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, delen door, geven om).


Bijvoorbeeld
 Ik ben niet tevreden met deze computer.
(tevreden zijn met)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen voorzetselvoorwerp?

Ik ben verliefd op jou.
Jean is gehecht aan Marie.
Ik ben in de supermarkt.
Ik twijfel aan deze methode.
Klas 2h1 verlangt alweer naar vakantie.
Hij wacht op het schoolplein.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
Een zinsdeel dat met een voorzetsel begint welke je niet uit de zin
kunt weghalen, is altijd een voorzetselvoorwerp. Behalve als het
zinsdeel een plaats aangeeft, dan is het een bijwoordelijke bepaling.

Bijvoorbeeld
 Zij wacht op haar vriendinnen (voorzetselvoorwerp).
Zij wacht op het schoolplein (bijwoordelijke bepaling).

Slide 8 - Tekstslide

De betekenis van het voorzetsel is in een voorzetselvoorwerp altijd figuurlijk. Je staat niet letterlijk 'bovenop' je vriendinnen te wachten.
De betekenis van het voorzetsel in een bijwoordelijke bepaling is wel letterlijk.

Het lijdend en meewerkend voorwerp kunnen ook met een voorzetsel beginnen, maar deze zijn niet verplicht in de zin (je kunt ze weghalen).
Voorzetselvoorwerp of bijwoordeljke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Waarom zou je [aan jezelf] twijfelen?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Ik wacht al uren [bij de trein].
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik heb [voor jou] een schilderij gemaakt.
A
voorzetselvoorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik ben soms bang [voor het donker].
A
voorzetselvoorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

Ze heeft gisteren een abonnement op haar favoriete tijdschrift afgesloten.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

De politie waarschuwde hem voor de laatste keer.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Is het leerdoel behaald: Ik snap hoe ik een vzv in een zin kan vinden? Ik weet het verschil tussen een vzv en bwb? Zo niet: wat vind je nog lastig?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak oefening 1, 2 en 4 vanaf blz 28.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies