Dag 2 - Thema 10

• NT2
• ISK

Woorden

Thema 10:  Regels en Straf - DAG 2

Woorden van vandaag

1. de betekenis
2. de boete
3. controleren
4. daar
5. denken
6. dus

de betekenis (znw)

• wat iemand met iets bedoelt 
• de betekenis - de betekenissen
  
  
• Zin: De betekenis van dit woord is duidelijk.
• Zin: Ik zoek de betekenis van een moeilijk woord in het woordenboek op.
• Zin: Wat is de betekenis van deze kleuren?

7

de boete (znw)

• een straf die je moet betalen 
• de boete - de boetes
  
  
• Zin: Ik moet een boete betalen, omdat ik geen licht op mijn fiets heb.
• Zin: Een boete betalen is niet leuk.

8

controleren (ww)

• kijken of iets goed is 
• checken, nakijken
  
• TT - ik controleer,
  jij controleert,  wij controleren
• VT - ik controleerde, wij controleerden
• VTD - ik heb gecontroleerd
  
  
• Zin: De docent controleert de toets.
• Zin: De politie moet alle auto's controleren.

9

daar

• op die plaats
• daar <--> hier
• daar - verder weg
• hier - dichterbij
  
  
• Zin: De jongen zit daar.
• Zin: Daar loopt een kat.  

10

denken (ww)

(nadenken)

• je hersens gebruiken
  
  
• TT - ik denk, jij denkt,
   wij denken
  
• VT - ik dacht, wij dachten
• VTD - ik heb gedacht
  
  
• Zin: Hij denkt altijd goed na.
• Zin: Ik moet aan mijn oma denken.

11

dus (voegwoord)

• geeft logisch vervolg aan
  
  
• Zin: Het is koud buiten, dus ik trek een jas aan. 
• Zin: Ik heb de lees- en luistertoets goedgemaakt (niveau A2), dus ik mag naar de 3e klas.

12

De docent legt ... van het woord uit.

7

1. de betekenis
2. het probleem
3. de boete
4. het idee

Wat bedoelen wij met het woord
'de boete'?

8

1. een uitnodiging
2. een straf die je moet betalen
3. geen straf
4. iets doen wat niet mag

De ... schrijft een ... voor te hard rijden.

8 + 37

1. buurman - probleem
2. auto - boete
3. hand - peper
4. politie - boete

De docent gaat ons werk ... als het af is.

9

1. maken
2. controleren
3. regelen
4. goedmaken

Wat bedoelen wij met het woord 'daar'?

10

1. praten over iets
2. hier
3. op die plaats
4. raar

Maak een zin met het woord
'daar'.

10

Waar wordt het woord 'denken' goed gebruikt?

11

1. Ik denk aan mijn moeder.
2. Hij denk goed na over de woorden.
3. Zij denkt altijd dat ze het beter weet.
4. De jongens denkt dat het morgen mooi weer is.

Wat doet de man?

11

1. Hij zingt.
2. Hij slaapt.
3. Hij denkt.
4. Hij dekt.

Welk woord past in de zin?
Ik ben moe, ....ik ga naar bed.

12

1. daar
2. maar
3. omdat
4. dus