Irregular verbs 51-101

Irregular verbs
Irregular verbs 26-50

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Irregular verbs
Irregular verbs 26-50

Slide 1 - Tekstslide

Irregular verbs
go - went - gone

1e rijtje: tegenwoordige tijd (present simple)
2e rijtje: verleden tijd (past simple)
3e rijtje: voltooide tijd (present perfect + have)

Today, I go to school.
Yesterday, I went to school.
I have gone to school.

Slide 2 - Tekstslide

Lets practice

Slide 3 - Tekstslide

learn - learnt - ...
(leren)
A
learn
B
learnt
C
learnd
D
learned

Slide 4 - Quizvraag

... - left - left
(verlaten)
A
leave
B
left
C
leaved
D
leaf

Slide 5 - Quizvraag

make - ... - made
(maken)
A
maked
B
maded
C
made
D
maken

Slide 6 - Quizvraag

meet - ... - met
(ontmoeten)

Slide 7 - Open vraag

overcome - ... - overcome
(overwinnen)

Slide 8 - Open vraag

pay - paid - ...
(betalen)

Slide 9 - Open vraag

quit - quit - ...
(stoppen)

Slide 10 - Open vraag

read - ... - read
(lezen)
A
read
B
readed
C
red
D
reads

Slide 11 - Quizvraag

ride - ... - ridden
(rijden fiets/paard)
A
ride
B
rided
C
rode
D
ridden

Slide 12 - Quizvraag

sell
let
overcome
shoot
say
let
said
sold
overcome
overcame
shot
let
said
shot
sold

Slide 13 - Sleepvraag

run - ... - run
(rennen)
A
run
B
runned
C
ran
D
ranned

Slide 14 - Quizvraag

show - ... - showed/shown

Slide 15 - Open vraag

sing - sang - ...
(zingen
A
singed
B
sanged
C
sung
D
sunged

Slide 16 - Quizvraag

sleep - slept - ...
(slapen)
A
slept
B
sleep
C
sleeped
D
sleeping

Slide 17 - Quizvraag

stand - ... - stood
(staan)
A
stand
B
standed
C
stood
D
stooded

Slide 18 - Quizvraag

steal - stole - ...
(stelen)
A
stole
B
steal
C
stealed
D
stolen

Slide 19 - Quizvraag

stick - stuck - ...
(plakken)

Slide 20 - Open vraag

swim - ... - swum

Slide 21 - Open vraag

take - ... - taken
(nemen/brengen)

Slide 22 - Open vraag

teach - ... - taught
(onderwijzen)

Slide 23 - Open vraag

throw - ... - thrown
(gooien)
A
throw
B
threw
C
thraw
D
throwed

Slide 24 - Quizvraag

split
steal
sing
sting
tell
split
sang
stolen
told
stung
stung
split
sung
told
stole

Slide 25 - Sleepvraag

tell - ... - told
(vertellen)
A
tell
B
telled
C
tolded
D
told

Slide 26 - Quizvraag

think - ... - thought
(denken)

Slide 27 - Open vraag

throw - threw - ...
(gooien)

Slide 28 - Open vraag

understand - ... - understood
(begrijpen)
A
understand
B
understanded
C
understood
D
understanding

Slide 29 - Quizvraag

wear - wore - ...
(dragen (kleding))
A
wear
B
weared
C
wore
D
worn

Slide 30 - Quizvraag

write - wrote - ...
(schrijven)
A
write
B
written
C
wrote
D
wroten

Slide 31 - Quizvraag

last one:
win - ... - won
(winnen)
A
win
B
winned
C
won
D
wonned

Slide 32 - Quizvraag

A quiz like this, helps me to learn the irregular verbs
A
yes
B
no

Slide 33 - Quizvraag

Irregular verbs
Study irregular verbs 51-101

(See magister -> studiewijzer -> irregular verbs 
or in quizlet)

Slide 34 - Tekstslide