betoog

Schrijfvaardigheid
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Het betoog

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het doel van een betoog?
A
Uitleggen
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 3 - Quizvraag


Wat moet je als schrijver doen als je tekstdoel overtuigen is?
A
Je legt uit en geeft vooral feiten
B
Je geeft een mening en onderbouwt deze met argumenten.
C
Je probeert lezers te overtuigen iets te gaan doen.
D
Je schrijft een prettig leesbare tekst

Slide 4 - Quizvraag

In een goed betoog staan:
-Meningen
-Argumenten
-Feiten

A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort niet in het rijtje thuis?



A
De Eiffeltoren is heel hoog
B
De Eiffeltoren is gebouwd door Eiffel
C
De Eiffeltoren is geschonken door de VS
D
Beklimmen van de Eiffeltoren kost 20 euro

Slide 6 - Quizvraag

Het verschil tussen een feit en een mening is dat je een feit kan ..................... en een mening niet.

Slide 7 - Open vraag

Wat hoort niet in het rijtje thuis?
A
Stelling
B
Mening
C
Standpunt
D
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Kenmerken betoog:
Tekstdoel= overtuigen.
Er is sprake van een duidelijke mening, stelling of standpunt.
De stelling moet duidelijk worden in de inleiding. Ook je korte mening.
Een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen.
In het middenstuk geef je je argumenten = redenen waarom je het een/oneens bent.
In het slot van een betoog schrijf je een samenvatting of conclusie.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld van een inleiding:

(Titel)
Elk jaar belanden er met oud en nieuw weer talloze mensen op de eerste hulp afdeling van het ziekenhuis met rafelige vingers, brandwonden, bebloede oogkassen of een afgeschoten hand. Dit zijn de gevolgen van het feit dat in Nederland Jan Alleman vuurwerk kan kopen en afsteken. Ondanks het feit dat er jarenlang veel tegenstand is, blijft deze praktijk doorgaan. Dat zou nu echt eens afgelopen moeten zijn; de verkoop en gebruik van vuurwerk zou echt verboden moeten worden. Ik zal dit uitleggen met drie argumenten.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een goede titel voor dit betoog?
A
Vuurwerk moet worden verboden
B
Verbod op vuurwerk
C
Vuurwerk
D
Verbod

Slide 11 - Quizvraag

Bedenk een argument voor deze stelling:

'Vuurwerk zou verboden moeten worden'

Slide 12 - Open vraag

Bedenk een argument tegen de stelling:

'Vuurwerk zou verboden moeten worden'

Slide 13 - Open vraag

Ten eerste is het aantal verwondingen enorm. Jaarlijks belanden er ..*feit..... mensen in het ziekenhuis door gebruik van vuurwerk. Behalve pijn en verdriet kost het de samenleving ook nog eens ..*feit... Bovendien kunnen door extra druk op de zorg andere operaties niet doorgaan.
Ten tweede kan de politie zonder een verbod op vuurwerk onmogelijk optreden tegen mensen die illegaal vuurwerk gebruiken.
Ten derde is het een enorme verspilling van geld. Jaarlijks wordt er ....*feit..... de lucht ingeschoten. Bedenk eens wat je voor dit geld kunt kopen!

Slide 14 - Tekstslide

Dus
Dus, het is duidelijk waarom er zo snel mogelijk een verbod zou moeten komen op vuurwerk. Hierdoor komt er in de ziekenhuizen meer tijd voor de patiënten, heeft de politie weer tijd om boeven te vangen en is er opeens heel veel geld over voor goede doelen. Ik zou zeggen .... doen!

(Geef in je slot nooit nieuwe argumenten)

Slide 15 - Tekstslide

Overtuigende tekst
Met een overtuigende tekst probeer je lezers te winnen voor jouw mening. Een overtuigende tekst bevat een duidelijk standpunt, bijvoorbeeld Elke leerling moet een tablet of laptop hebben. Voor dat standpunt geef je goede argumenten: je maakt duidelijk waarom je dat standpunt inneemt. In je argumenten probeer je feiten te noemen die jouw standpunt ondersteunen.

Zo schrijf je een overtuigende tekst

Maak een bouwplan.
  1. Schrijf de inleiding: omschrijf het onderwerp en kondig je standpunt aan met signaalwoorden zoals Ik vind …, Ik ben van mening dat …, Het wordt tijd dat ….
  2. Gebruik in het middenstuk bij elk nieuw argument signaalwoorden voor een opsomming: om te beginnen, bovendien, vervolgens, daarnaast, ook, ten slotte.Herhaal in het slot kort je standpunt.
  3. Gebruik signaalwoorden voor een conclusie: al met al, kortom, daarom, dus.
  4. Zet een titel boven je tekst.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Het schrijfplan

Slide 18 - Tekstslide

Een stelling:
  • is een zin waarover je van mening   kunt verschillen.
  • is niet te lang.
  • bevat geen ontkenning.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is geen goede stelling?
A
Vuurwerk moet verboden worden.
B
Er moet geen verbod komen op telefoons in op school.
C
Alle leerlingen op de BS moeten een schooluniform.
D
Verkoop en eten van vlees is niet meer van deze tijd.

Slide 20 - Quizvraag

De opdracht
-Bedenk een stelling of zoek er eentje uit
http://www.debatstelling.nl
https://betoogonderwerpen.nl
-Maak een schrijfplan: 
   -Inleiding, middenstuk, slot
   -Maandag 4 december schrijf je je betoog in de klas. Je mag  het schrijfplan erbij gebruiken. Dat lever je samen in met je betoog.

Slide 21 - Tekstslide

  • Tekstdoel van een betoog is overtuigen.
  • Je schrijft een betoog naar aanleiding van een stelling.
  • Over een stelling kun je van mening verschillen.   
  • Om je mening duidelijk te maken, gebruik je argumenten   of redenen.
  • Bij elk argument geef je voorbeelden.
  • In het slot vat je de argumenten samen of trek je een conclusie
Samengevat

Slide 22 - Tekstslide

Indeling betoog:

inleiding met stelling en korte mening.
alinea 2- eerste argument met uitleg.
alinea 3- tweede argument met uitleg.
slot- je vat je argumenten kort samen en geeft een afsluitende zin.

Slide 23 - Tekstslide


Stelling: Het spelen van games is verslavend.
EENS
ONEENS

Slide 24 - Poll

Stelling:

Het spelen van games is verslavend.

Eens of niet?
Kijk op de volgende slide naar de inleiding die bij deze stelling hoort.

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding: Games zijn verslavend.

Slide 26 - Tekstslide


 


  • Stelling: Schooluniformen moeten worden ingevoerd in Nederland.
  • Vóór   of    Tegen?

Oefen met de inleiding
           Kenmerken inleiding:
           Leuke beginzin
           
           Verhaaltje met daarin de stelling verwerkt

            Korte mening over de stelling.

Slide 27 - Tekstslide

Een betoog schrijven tijdens de les  
Schrijven tijdens de les van
op maandag 28 maart.

 
Nog eens naar je betoog kijken en spelling controleren: op woensdag 30 maart.

Slide 28 - Tekstslide

Kies uit één van deze stellingen:
  • Kinderen moeten strenger opgevoed worden.
  • De pauzes op deze school moeten langer worden.
  • Het is onmogelijk om zonder telefoon te leven.



Schrijf zelf een betoog

Slide 29 - Tekstslide

Kies uit één van deze stellingen:
  • Er moeten huiswerkvrije scholen komen.
  • Docenten moeten elke week 1 uur verplicht aan hun klassen voorlezen.
  • Elke jongere moet verplicht twee uur per dag bewegen.



Schrijf zelf een betoog

Slide 30 - Tekstslide

Geef je buurman of buurvrouw 1 tip en 1 top
Inleiding
Duidelijke inleiding? Leuke beginzin?
Midden
Zijn er in ieder geval 2 alinea's met per alinea 1 argument?
Slot
Staat er een samenvatting in het slot van het middenstuk?
Geef feedback
Spreek het samen door.
Titel
Staat er een titel boven de tekst?

Slide 31 - Tekstslide

Kijk je tekst zelf nog eens na op:
Inleiding
Leuke beginzin, duidelijk wat de stelling is, je hebt aangegeven of je met de stelling eens bent of niet.
Midden
Bestaat in ieder geval uit 2 alinea's.
1 alinea per argument,waarbij elk argument met voorbeelden wordt uitgelegd.
Slot
Hierin geef je (in andere woorden dan in het middenstuk) een heel korte samenvatting van je argumenten en een slotzin.
Spelling
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Bekijk daarna elk werkwoord in elke zin. Bekijk de regels van tt en vt. Pas spelling aan.

Slide 32 - Tekstslide