3H Chapitre 2 Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp

Le but du cours:
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat een meewerkend voorwerp is.
  • Kan ik het herkennen in een Franse zin
  • Weet ik hoe ik dit kan vervangen door een persoonlijk. voornaamw.
  • Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le but du cours:
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat een meewerkend voorwerp is.
  • Kan ik het herkennen in een Franse zin
  • Weet ik hoe ik dit kan vervangen door een persoonlijk. voornaamw.
  • Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een meewerkend voorwerp?

Slide 2 - Tekstslide

In het Nederlands:
Meewerkend voorwerp =  degene die iets ontvangt of verneemt. 

  • Julia en Kim geven een cadeautje aan hun moeder.
  • Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
  • Mijn vriend geeft de poes en de hond een bakje eten.

Aan wie.... ?  

Slide 3 - Tekstslide

Ik geef mijn zusje een reep chocola.

Slide 4 - Tekstslide

Ik geef (aan) mijn zusje een reep chocola.

Slide 5 - Tekstslide

Heb je mij die 10 euro al teruggegeven? 

Slide 6 - Tekstslide

Heb je (aan) mij die 10 euro al teruggegeven? 

Slide 7 - Tekstslide

De DJ heeft zojuist een gloednieuwe LP gegeven aan mijn schoonzusje die nét binnenkomt. 

Slide 8 - Tekstslide

De DJ heeft zojuist een gloednieuwe LP gegeven aan mijn schoonzusje die nét binnenkomt. 

Slide 9 - Tekstslide

Oh! Dus de DJ heeft het haar al gegeven?

Slide 10 - Tekstslide

En in het Frans?
Meewerkend voorwerp is te herkennen aan het voorzetsel à  (au, aux)


Voorbeeld:
  • Ils donnent de l’argent de poche à Gabrielle.      
  • Je dis bonjour aux enfants de ma collègue.        
  • Ma mère donne un cadeau à nous.

Slide 11 - Tekstslide

En in het Frans?
Meewerkend voorwerp ->  te herkennen aan het voorzetsel à  (au, aux)
Dit zinsdeel kun je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord om de zin in te korten.
  • Ils donnent de l’argent de poche à Gabrielle -> Oui, ils lui donnent de l'argent.de.. 
  • Je dis bonjour aux enfants de ma collègue. --> Je leur dis bonjour. 
  • Ma mère donne un cadeau à nous?   --> Oui, elle nous donne un cadeau.

Slide 12 - Tekstslide

Vormen van het persoonlijk vnw. als meewerkend voorwerp

(aan) mij                    me/m'               (à moi)                

(aan) jou                    te/t'                    (à toi)               

(aan) hem/haar      lui                        (à elle, au Monsieur X, à Luc..)


(aan) ons                  nous                   (à nous, à moi et mon frère...)  (aan) u/jullie            vous                   (à vous, à toi et ton frère, à...)

(aan)  hen/hun       leur                     (aux enfants qui..., à Mia et....)                           

Slide 13 - Tekstslide

Par exemple

Elle dit bonjour à moi.  (aan/tegen mij)                                             Elle me dit bonjour.

Ses parents donnent un cadeau à toi(aan jou)                      >     Ses parents te donnent un cadeau.

Je dis bonjour à ma belle-mère.  (aan/ tegen haar)                 >    Je lui dis bonjour.


Mon père donne une clé à ma soeur et moi. (aan ons)          >      Mon père nous  donne une clé.

Je raconte une histoire  à vous (aan jullie/u)                              >     Je vous raconte une histoire.

Il raconte des histoires à ses copains. (hun of aan hen)       >      Il leur raconte des histoires.

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden die vaak het voorzetsel à (en dus een meewerkend voorwerp) krijgen:

répondre à               = beantwoorden (aan)

écrire à                       = schrijven (aan)

donner à                    = geven (aan)

dire à                            = zeggen (aan)

parler à                        = praten (met)

téléphoner à             = bellen (met)

demander à               = vragen (aan)


Slide 15 - Tekstslide

Plaats in de zin


Het persoonlijk voornaamwoord staat direct vóór de persoonsvorm.
  • Je te donne de l’argent de poche. Ik geef je zakgeld.  

Tenzij.... er een heel werkwoord in de zin? Dan komt het dáárvoor.
  • Je vais te donner de l’argent de poche. Ik ga je zakgeld geven.  


Slide 16 - Tekstslide

Samengevat

  • Een meewerkend voorwerp bestaande uit een zinsdeel met à kan je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.




  • Deze plaats je direct voor de persoonsvorm, TENZIJ er een heel werkwoord in de zin staat, dan komt ie dáárvoor.


Slide 17 - Tekstslide

Ensemble...
Vervang het meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Schrijf de nieuwe zin op.

Slide 18 - Tekstslide

Tara écrit une lettre à sa copine Julie.
Je vais donner les clés aux clients.
Tu veux donner ton numéro de téléphone à moi? 
Monsieur X parle souvent à sa petite fille qui parle trop.
Ma belle-soeur va raconter une histoire à ma soeur et moi. 
Je viens de donner une lettre à toi.

Slide 19 - Tekstslide

A vous
Faites les exercices: 
13 & 14

Plusoefening:
15

Slide 20 - Tekstslide

Il a donné un cadeau à son père.
Il a donné un cadeau aux enfants.
Il a donné un cadeau à moi.
Il lui a donné un cadeau.
Il leur a donné un cadeau.
il m'a donné un cadeau.

Slide 21 - Sleepvraag

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Il demande à moi de l'aider.
A
Il te demande de l'aider.
B
Il me demande de l'aider.
C
Il se demande de l'aider.
D
Il demande me de l'aider.

Slide 22 - Quizvraag

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Matteo n'a pas répondu au prof.
A
Matteo n' a lui pas répondu .
B
Matteo ne m' a pas répondu.
C
Matteo ne lui a pas répondu .
D
Matteo n' a pas lui répondu.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meew. vw?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Slide 24 - Quizvraag

Louis a donné son i-pad à l’informaticien du magasin.

Slide 25 - Open vraag

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meewerkend voorwerp?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Slide 26 - Quizvraag