1ha chap2 vocabulaire A

Focusleren
Français en classe
Zuid-Frankrijk (Lesson Up)
Au travail
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Focusleren
Français en classe
Zuid-Frankrijk (Lesson Up)
Au travail

Slide 1 - Tekstslide

L'agenda
1a3 -  25 november
Chapitre 2 s.o.
vocabulaire A, B  
phrases-clés    
grammaire D      
avoir (chap1)
getallen 0 t/m 20

Slide 2 - Tekstslide

L'agenda
1ha4 -  25 november
Chapitre 2 s.o.
vocabulaire A, B  
phrases-clés    
grammaire D      
avoir (chap1)
getallen 0 t/m 20

Slide 3 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 2
vocabulaire B


Herhalen:
avoir (chap 1)
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Français en classe
1. Tu as un frère/une soeur/un père/une mère ?
2. Comment il / elle s'appelle ?
3. Il / elle a quel âge ?

4. Tu aimes la pizza / la crêpe ?
- Oui, j'aime [wie zjuhem]

Je ne sais pas                 
[zju nuh sè pa]
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Bienvenue
à
......... ?

Slide 6 - Tekstslide

Bienvenue à .....
A
Nice
B
Marseille
C
Saint-Tropez
D
Venetië

Slide 7 - Quizvraag

Welk land ligt er onder Frankrijk?

Slide 8 - Open vraag

Ben jij wel eens in Saint-Tropez geweest?
Oui
Non

Slide 9 - Poll

Bienvenue
à Saint-Tropez !

Slide 10 - Tekstslide

  • St. Tropez heeft dé meest luxieuse havenstad (rijke mensen, dus dure stad)

Slide 11 - Tekstslide

  • Staat bekend om de vele pastelkleurige huisjes

Slide 12 - Tekstslide

Spécialité culinaire : La tarte tropézienne

Slide 13 - Tekstslide

  • La plage de pampelonne
- Beroemdheden

Slide 14 - Tekstslide

Pourquoi visiter le Saint-Tropez?

Slide 15 - Open vraag

Hoe heette het culinaire taartje uit
St.tropez?
A
la tarte au citron
B
la tarte au chocolat
C
la tarte tropezienne
D
la tarte au caramel

Slide 16 - Quizvraag

Vervang de/het door un of une.
1. La tarte
2. La plage

Slide 17 - Open vraag

Zet in het meervoud:
1. La pizza
2. Le père

Slide 18 - Open vraag

Vertaal:
1. Ik heb een zus.
2. Jij hebt een vriend.

Slide 19 - Open vraag

Antwoorden
5a A, D, E, G, H

5b
1    familie
2    bestellen allebei een ander ijsje
3    heel lekker
4    valt tegen
5    18 euro

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
ex. 1a, ex. 1b ex. 1c
ex. 2a - vertaal de woorden in het Frans.
ex. 2b - schrijf de woorden op in de afbeelding.
ex. 4a - vul het persoonlijk vnw in.
ex. 4b - maak de tabel compleet.
ex. 4c - beantwoord de vragen in het Frans, gebruik 'avoir' 
ex. 5b -
ex. 5c -

Slide 21 - Tekstslide