2BKM Werkwoordspelling 2 PVVT zwakke werkwoorden

2VMBO Werkwoordspelling
deel 2
PVVT zwakke werkwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2VMBO Werkwoordspelling
deel 2
PVVT zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Je weet hoe je de persoonsvorm verleden tijd (PVVT) moet spellen van zwakke werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Zet de werkwoorden bij de juiste categorie.
PVTT
PVVT
besteed
verwachtte
gebeurt
graaft
bedenkt
bedacht
gebeurde
raakte
verwacht
durfde
durft
besteedde

Slide 4 - Sleepvraag

Welke spelling van de PVVT is juist?

Hij ..... (raden) het goede antwoord.
A
rade
B
radde
C
raade
D
raadde

Slide 5 - Quizvraag

Welke spelling van de PVVT is juist?

De oma .... (verwennen) de kinderen graag.
A
verwent
B
verwente
C
verwende
D
verwendde

Slide 6 - Quizvraag

Welke spelling van de PVVT is juist?

De zieke leerling ...(besmetten) al zijn klasgenoten.
A
besmette
B
besmete
C
besmet
D
besmetten

Slide 7 - Quizvraag

Welke spelling van de PVVT is juist?

De bandleden .... (praten) graag met hun fans.
A
praten
B
praatte
C
praatten
D
pratten

Slide 8 - Quizvraag

Welke werkwoorden zijn zwak en sterk?
zwak
sterk
zwijgen
gamen
ruiken
wegen
bedenken
zagen
besluiten
maken
werpen
durven
aankomen
zien

Slide 9 - Sleepvraag

Spel de PVVT juist.

De cassière ........ (berekenen) de prijs voor me.

Slide 10 - Open vraag

Spel de PVVT juist.

De koks ........ (bereiden) de lunch voor.

Slide 11 - Open vraag

Spel de PVVT juist.
Gisteren ... (protesteren) de demonstranten op het plein.

Slide 12 - Open vraag

Spel de PVVT juist.
De man ..... (worden) door de dokter gebeld.

Slide 13 - Open vraag

Spel de PVVT juist.
Als hobby ....(sleutelen) ik graag aan mijn fiets.

Slide 14 - Open vraag

Weet je nu (weer) hoe je de PVVT van zwakke werkwoorden moet spellen?
A
Ja, ik weet het.
B
Ik denk dat ik het weet.
C
Ik vind het lastig.
D
Ik snap het nog niet.

Slide 15 - Quizvraag