Les 1 - Zuivere stoffen, ontleden, element en verbinding

Chemie II - les 1
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Chemie II - les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Wat heb je nodig?
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling periode 1
  • Start H2.1 en H2.2
  • Maken opdrachten
  • Uitleg H 2, 3 en H2.4
  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig?
  • BINAS
  • Schrift (hokjes of lijntjes, beide goed)
  • Theorieboekje 
  • Pen, potlood, gum
  • Eventueel rekenmachine
NIET:
  • Mobiele telefoon

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet chemie er in periode 3 uit?
1e deel = basischemie 2
2e deel = organische chemie

2 toetsen die samen het eindcijfer vormen


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning - Chemie II: Element & verbinding
Week 1:
Herhaling lesstof periode 1 +  H 2.1 t/m H 2.4
Week 2:
H 2.5 t/m H2.8 + oefentoets maken 
Week 3:
Oefentoets bespreken & ruimte voor vragen
Week 4: 
Toets + Inleiding organische chemie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van deze les
  • Weet jij wat zuivere stoffen zijn
  • Kan jij uitleggen wat chemische ontleding is en aangeven welke soorten er zijn
  • Kan jij het verschil tussen elementen, atomen en verbindingen herkennen en uitleggen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling periode 1
Wat betekenen ook alweer de volgende begrippen?
  • Mengsel
  • Zuivere stof
  • Stofeigenschappen (kwantitatief & kwalitatief)
  • Fysische scheidingsmethode (inclusief voorbeelden)
  • Homogeen en heterogeen
  • Ware oplossing, colloïde oplossing, emulsie en suspensie
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Mengsel = bestaat uit meerdere soorten moleculen

Zuivere stof = als alle aanwezige deeltjes tot de betreffende stof behoren. Dus één soort moleculen. 

Kwantitatieve stofeigenschappen = meetbare stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, dichtheid). 

Kwalitatieve eigenschappen = moeilijk meetbaar zoals geur en smaak. Je kunt dit niet in een getal uitdrukken. 

Homogeen= als de deelnemende stoffen als kleinste deeltjes volkomen gemengd zijn. Heeft op ieder punt dezelfde samenstelling

Heterogeen = als niet aan de voorwaarde voldaan is dat ieder punt dezelfde samenstelling heeft.  

Ware oplossing= Hebben we te maken met zeer kleine opgeloste deeltjes ( < 1 nm), de kleinst mogelijke deeltjes van een stof. Voorbeelden hiervan zijn suikeroplossingen en zoutoplossingen.

Colloïde oplossing= wanneer de deeltjes groter zijn, maar niet zo groot dat ze afzonderlijk met een gewone microscoop te zien zijn. Voorbeelden zijn melk en kleideeltjes in water. 

Emulsie= bestaat uit vloeistofdruppeltjes, verdeeld in een andere vloeistof. 

Suspensie= bestaan uit grotere en dus zwaardere deeltjes, deze deeltjes zullen gemakkelijker bezinken en laten zich, door middel van filtratie, gemakkelijker van de vloeistof scheiden. 









Herhaling periode 1:
Wat betekenen ook alweer de volgende begrippen:
  • Atoom
  • Element
  • Molecuul
  • Verbinding
  • Ion
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Atoom: kleinste deeltje van een element, een deeltje dat chemisch niet gesplitst kan worden. Elk atoomsoort heeft een eigen symbool, zie binas tabel 38. 

Elementen: zuivere stoffen die chemisch niet ontleed kunnen worden. Er zijn 92 elementen in de natuur.

Ion: 
Verbinding: Wanneer verschillende atomen tot een molecuul zich verenigen ontstaat er een nieuwe stof met nieuwe eigenschappen --> een verbinding. Bijvoorbeeld de verbinding water bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. 

We kunnen een molecuul met een symbool aanduiden in een formule. Dat noemen we een molecuulformule: dat is het symbool dat het aantal en de soort atomen in een molecuul weergeeft. Bijv. H2O

Moleculen: bestaan uit twee of meer atomen die met elkaar verbonden zijn. Het aantal atomen bepaald of een molecuul groot of klein is. Bijvoorbeeld O2, bestaat uit twee zuurstofatomen.  
Oefenen:
Geef aan of de volgende stoffen een atoom, element, molecuul, verbinding of ion zijn. Let op, meerdere antwoorden mogelijk.
  1. NaCl
  2. O2
  3. Fe2+
  4. C2H6
  5. Ba

Slide 9 - Tekstslide

NaCl = molecuul en verbinding
O2 = molecuul en element
Fe 2+ = Ion en element
C2H6 = molecuul en verbinding
Ba = atoom en element
Wat zijn zuivere stoffen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Niet-ontleedbaar
Ontleedbare stof = 
verbinding
Niet-ontleedbare stof =
element


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water is een zuivere stof, maar kunnen we deze nog scheiden?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Chemische ontleding
 Chemische reactie waarbij een chemische verbinding wordt afgebroken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Chemische ontleding
  • Thermolyse: Ontleding door warmte
  • Pyrolyse: Ontleding door warmte met vuurverschijnselen
  • Elektrolyse: Ontleding door elektriciteit
  • Fotolyse: Ontleding door licht

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan de slag!
Maak opgave 2

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies