Kapitel 4

mannelijke zelfstandige naamwoorden
onzijdige zelfstandige naamwoorden
vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
zelfstandige naamwoorden (meervoud)
Filme
Kletterhalle
Konzert
Umzug
Tipps
Ausgang
1 / 29
volgende
Slide 1: Sleepvraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

mannelijke zelfstandige naamwoorden
onzijdige zelfstandige naamwoorden
vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
zelfstandige naamwoorden (meervoud)
Filme
Kletterhalle
Konzert
Umzug
Tipps
Ausgang

Slide 1 - Sleepvraag

de fietstocht
het idee
het weekend
wandelen
al
helaas
die Idee
das Wochenende
wandern
die Radtour
leider
schon

Slide 2 - Sleepvraag

Messe
umsonst
vielleicht
jedoch
darstellen
echter
beurs
voorstellen
gratis/voor niks
mischien

Slide 3 - Sleepvraag

leuk
A
nice
B
tell
C
fun
D
toll

Slide 4 - Quizvraag

meestal
A
meestens
B
meestall
C
meistens
D
often

Slide 5 - Quizvraag

afspreken
A
sich treffen
B
versprechen
C
absprechen
D
treffpunkt

Slide 6 - Quizvraag

inspannend
A
instrengend
B
anstrengend
C
inspannend
D
anspannend

Slide 7 - Quizvraag

plaatsvinden
A
stattfinden
B
platzfinden
C
take place
D
stattfound

Slide 8 - Quizvraag

empfehlen
A
beweren
B
beleven
C
aanbevelen
D
aandringen

Slide 9 - Quizvraag

außer
A
uiterlijk
B
behalve
C
pauze
D
alles

Slide 10 - Quizvraag

schließlich
A
sleutel
B
sluiten
C
ten slotte
D
beginnen

Slide 11 - Quizvraag

versuchen
A
proberen
B
zoeken
C
verzoeken
D
verhuizen

Slide 12 - Quizvraag

voorzetsels +3
voorzetsels +4
zu
nach
von
mit
bei
seit
aus
durch
ohne
für
entlang
um
bis
gegen

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is in deze zin het onderwerp?

Ich gebe meiner Schwester meine Hausaufgaben
A
Ich
B
gebe
C
meiner Schwester
D
meine Hausaufgaben

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Ich gebe meiner Schwester meine Hausaufgaben
A
Ich
B
gebe
C
meiner Schwester
D
meine Hausaufgaben

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

Ich gebe meiner Schwester meine Hausaufgaben
A
Ich
B
gebe
C
meiner Schwester
D
meine Hausaufgaben

Slide 16 - Quizvraag

Welke woorden horen bij de
der- Gruppe? + vertaling noteren

Slide 17 - Open vraag

Welke woorden horen bij de
ein/kein- Gruppe? + vertaling noteren

Slide 18 - Open vraag

der- Gruppe
ein- Gruppe
der, die,das
dies-
jed-
ein-
kein-
mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer-
ihr-
Ihr-
solch-
manch-

Slide 19 - Sleepvraag

zijn
uw
mijn
jullie
jouw
haar of hun
een/geen
onze
ein/kein
mein-
dein-
sein-
ihr-
uns-
euer-
Ihr-

Slide 20 - Sleepvraag

m.
v.
o.
mv.
1e
ein
eine
keine
3e
einem
einer
keinen
4e
ein
Ein-Gruppe
keine
einen
ein
eine
einem

Slide 21 - Sleepvraag

sommige(n)
zulke
de/het
deze
elke/ieder/iedereen
der/die/das
dies-
jed-
manch-
solch-

Slide 22 - Sleepvraag

Sie gab (het) _________ Kind das größte Stück (0)

Slide 23 - Open vraag

Herr Schmidt hat (de) _________ beste Sekretärin! (v)

Slide 24 - Open vraag

Martin ist mit (de)________ Auto (o) gegen (deze) ________ Baum (m) gefahren.

Slide 25 - Open vraag

Lisa hat gestern (haar) _________ Deutschbuch verloren

Slide 26 - Open vraag

Meine Mutter hat heute (geen) _______ Kuchen (m.) gebacken.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

De grammatica van dit hoofdstuk:
Hoe pak je dit aan? wat zijn de stappen die je neemt. Leg in eigen woorden uit.

Slide 29 - Open vraag