Verhoudingstabellen

5.3 & 5.4 Verhoudingstabellen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.3 & 5.4 Verhoudingstabellen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het bij jou met het rekenen met verhoudingen?
A
B
C

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Wat is jouw favoriete cupcake?
A
Chocolade
B
Red velvet
C
Vanille
D
Bosbes

Slide 5 - Quizvraag

Jim en zijn cupcakes.
Omdat de studenten en pro-begeleiders van Thomas More de afgelopen tijd zó goed hun best gedaan hebben, heeft Jim besloten cupcakes voor de studenten en de pro-begeleiders te gaan bakken. Hij moet 150 cupcakes maken, want hij lust er zelf ook wel één!

Slide 6 - Tekstslide

Om de perfecte cupcakes te kunnen maken, heeft Jim een ingrediëntenlijst gemaakt. Er is alleen wel een probleempje. Het is namelijk een lijst voor 12 cupcakes! dat is niet genoeg.

Slide 7 - Tekstslide

Ingrediënten voor 12 cupcakes:
  • 200 gram boter
  • 144 gram suiker
  • 1 zakje vanillesuiker
  • 200 gram zelfrijzend bakmeel
  • snufje zout 
Vraag: Hoeveel kilogram suiker heeft Jim nodig om 150 cupcakes te kunnen maken?

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel kilogram suiker heeft Jim nodig om 150 cupcakes te kunnen maken?

Slide 9 - Open vraag

Antwoord en uitwerking:

Jim heeft 1,8 kilogram suiker nodig om 150 cupcakes te kunnen maken.



1800 gram is 1,8 kilogram.
Gram suiker
144
12
1200
600
1800
Aantal cupcakes
12
1
100
50
150

Slide 10 - Tekstslide

Had je het antwoord goed? En wat vond je van deze opdracht?

Slide 11 - Open vraag

Uitleg Getallenlijn en tekens voor het ordenen van getallen


Getallenlijn:
Getallen kun je ordenen door ze van klein naar groot op een getallenlijn te plaatsen.
De stappen tussen de streepjes zijn gelijk. 

Voorbeeld
Geef met een pijl het getal 950 op de getallenlijn aan:
 



Getallen kun je ook ordenen door de volgende tekens te gebruiken.
< kleiner dan  -> voorbeeld: 2378 < 3278
> groter dan   -> voorbeeld: 2657 > 2567
= is gelijk aan -> voorbeeld: 283 + 22 = 339 − 34





Slide 12 - Tekstslide

Hoe gaat het bij jou met het rekenen met verhoudingen?
A
B
C

Slide 13 - Quizvraag