4.1 Nazi's aan de macht

4.1 Nazi's aan de macht


Duitsland 1933-1939
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 Nazi's aan de macht


Duitsland 1933-1939

Slide 1 - Tekstslide

  Kennen 
  • kenmerken fascisme
  • kenmerken natioaal-socialisme
  • verschillen tussen beide ideologieën
  • Hoe maakten de nazi's van Duitsland een totalitaire dictatuur?
  • anti-semitisme, gevolgen ervan

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
  • NSDAP, nazi's
  • totalitair
  • extreem-rechts
  • Führer + Führerprincipe

  • Lebensraum
  • rassenleer, rassenwetten 1935
  • Arische ras
  • Gestapo
  • SS + SA
  • concentratiekampen
  • gelijkschakeling
  • Hitler Jugend
  • Bund Deutscher Mädel
  • antisemitisme

  • Kristallnacht 1938

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?
  • 1919 Vrede van Versailles (WOI)
=> nederlaag Duitsland
=> Duitse volk wil wraak
=> herstelbetalingen onmogelijk hoog
  • 1929 Beurskrach New York -> crisis wereldwijd
=> Duitsland zwaar getroffen
=> werkloosheid + armoede
=> volk ontevreden
  • NSDAP (nazi's) belooft wraak, werk en voedsel -> aanhang groeit
  • 1933 NSDAP wint de verkiezingen => start Nazi-Duitsland

Slide 4 - Tekstslide

Mussolini
=> het voorbeeld voor Hitler

Mussolini grijpt de macht
Italië in 1922, het wordt een fascistisch land
 
Veel ideeën van het fascisme en het Duitse nationaal-socialisme komen overeen..

Slide 5 - Tekstslide


Kenmerken van fascisme 
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen
  • anti-democratisch: dictatuur
  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)
  • extreem nationalistisch
  • militaristisch, geweld belangrijk
  • totalitair

=> partijen die dit soort denkbeelden hebben noemen we: extreem rechts

Slide 6 - Tekstslide


Kenmerken van het nazisme
Het nazisme streeft naar een totalitaire dictatuur: de gehele samenleving moet genazificeerd worden.
  • Führerprincipe: Eén sterke leider aan de macht (dictatuur).
  • Nationalistisch: Duitsland is superieur en heeft Lebensraum (=leefruimte) nodig (in het Oosten, Polen en Rusland).
  • Militarisme: Verheerlijking van geweld, streven naar oorlog.
  • Totalitair: De groep is belangrijker dan het individu.
  • Rassenleer en antisemitisme.
  • Alle Duitsers moeten bij elkaar in 1 land wonen: Heim ins Reich

Slide 7 - Tekstslide

Het verschil tussen beide ideologieën?

  • Nationaal-socialisme => Rassenleer + antisemitisme

  • Fascisme niet!

Slide 8 - Tekstslide

Hitler wordt kanselier
30 januari 1933


Na de verkiezingen van november 1932, waarbij de NSDAP de grootste werd, wordt het land vrijwel onbestuurbaar
  • Andere partijen (en de president) kunnen niet meer om Hitler heen: 
  • hij wordt kanselier (minister-president). 
  • De ideën van de nazi-ideologie worden in de praktijk gebracht... 

Slide 9 - Tekstslide

 Duitsland: een totalitaire dictatuur

Totalitaire staat: Een staat waarin het leven van de inwoners volledig wordt beheerst door de staat. Kenmerken van de extreemrechtse totalitaire staat van Hitler

  • het land werd een dictatuur
  • er was sprake van gelijkschakeling
  • de nazi's gebruikte terreur, mbv Gestapo en SA en SS
  • Hitler en de nazi-ideologie werden verheerlijkt --> persoonsverheerlijking via propganda en censuur

Slide 10 - Tekstslide

Gelijkschakeling
Alle organisaties kwamen onder toezicht van de nazi's.
Door indoctrinatie werd ervoor gezorgd dat alle Duitsers op de zelfde manier gingen denken; nationaal- socialistsch denken.

Slide 11 - Tekstslide

Gelijkschakeling en indoctrinatie
Er werden nazi-organisaties opgericht om ervoor te zorgen dat alle Duitse kinderen opgevoed werden als goede nazi.
  • Hitlerjugend: jongens werden voorbereid op een leven als soldaat die zonder nadenken de bevelen van de Führer opvolgde.
  • Bund Deutscher Mädel: meisjes leerden er hoe zij een goede huisvrouw konden zijn en dat de ideale Duitse vrouw veel kinderen baarde.



Slide 12 - Tekstslide

Gelijkschakeling, indoctrinatie en onderwijs
Ook in het onderwijs was de nazi-leer aanwezig:
- Op school leerde je al vroeg de Hitlergroet te brengen
- Het portret van Hitler hing in alle klaslokalen
- Je leerde trouw en gehoorzaam te zijn aan de Führer
- Je kreeg les over rassenleer en antisemitisme
- voorbeelden hiervan vind je onder de hotspots

Slide 13 - Tekstslide


Antisemitisme

  • Jodenhaat
  • Antisemitisme bestaat al duizenden jaren...

Slide 14 - Tekstslide

Antisemitisme in Nazi-Duitsland
  • Hitler geeft Joden de schuld van ALLES wat fout was
  • rassenleer: joden zijn minderwaardig aan Arische ras
  • 1935: rassenwetten: discriminatie van joden in openbare leven
  • Kristallnacht 1938

Slide 15 - Tekstslide

Kristallnacht 9 november 1938


Na een vlammende radiotoespraak van Joseph Goebbels (die ging over de propaganda van Nazi-Duitsland), trekken Duitsers massaal de straat op om eigendommen van Joden te vernielen.
De politie en SS kregen de opdracht om niet in te grijpen. 
Vanaf dan worden joden massaal opgesloten in concentratiekampen

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldvraag examen
Bron 6
De Duitse geheime politie schrijft op 11 november 1938 in een rapport.

Gebruik bron 6

➤Leg uit dat de gebeurtenis in de bron past bij een kenmerk van het nationaal-socialisme.

Doe dit door:
- eerst het kenmerk te noemen van het nationaal-socialisme, en
- daarna met een voorbeeld uit de bron dat kenmerk aan te tonen.
Afgelopen nacht zijn er 191 synagogen en 11 buurthuizen in brand gestoken. Nog eens 76 synagogen zijn tot de grond toe verwoest. Daarnaast zijn er zo’n 20.000 Joden opgepakt. Er vielen 36 doden en er waren ook 36 zwaargewonden. Deze doden en gewonden zijn Joden.
Voorbeeld van een juist antwoord is:
  • kenmerk: anti-semitisme / Jodenhaat (1)
  • voorbeeld uit de bron: er wordt geweld gebruikt tegen Joden/Joodse bezittingen/Joodse gebedshuizen / Joden worden gearresteerd, gedood of raken (zwaar)gewond (1)
CV

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeldvraag examen
Bron 7
Een poster van de NSDAP voor de verkiezingen van de Rijksdag (1928)

Gebruik bron 7

➤Leg uit, met behulp van de poster, welk standpunt de NSDAP had over
het Dawesplan. 

Doe het zo:
De NSDAP was (vul in: vóór of tegen) het Dawesplan, omdat … (geef
verklaring).
Dat blijkt uit … (noem het onderdeel van de bron).


  • Voorbeeld van een juist antwoord is:
  • Het standpunt van de NSDAP over het Dawesplan was dat ze tegen het plan waren, omdat de Duitse arbeider/Duitsland door het Dawesplan wordt tegengewerkt/onderdrukt wordt/in slavernij wordt gehouden / omdat de Duitse bevolking/de Duitse regering gedwongen wordt om de herstelbetalingen te betalen 1 
  • Dat blijkt uit de kettingen die vastzitten aan (het) Dawes (plan) 1
Opmerking Alleen als na ‘tegen’ een juiste verklaring volgt, mag een scorepunt worden toegekend
CV

Slide 18 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van het nationaal-socialisme:
A
propaganda
B
terreur
C
parlementaire democratie
D
censuur

Slide 19 - Quizvraag

Deze afbeelding staat in een schoolboek. Welk begrip past daar bij?
A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Propaganda
D
Wapenwedloop

Slide 20 - Quizvraag


Gebruik de bron
→Waarom is deze afbeelding een voorbeeld van propaganda? Kies het juiste antwoord.
-> Gebruik bronelementen

A
Je ziet allemaal hakenkruizen op de tekening. Blijkbaar was Hitler aan de macht toen deze afbeelding werd gemaakt. Dat is propaganda: aan de macht zijn.
B
Hitler ziet er stoer uit op deze afbeelding. Hij is niet bang, hij laat zien dat hij zijn volk zal leiden. Het is dus reclame voor Hitler, en dat is wat propaganda is: politieke reclame.
C
Je ziet op de tekening dat de zon schijnt. Dat betekent dat het goed gaat met de mensen. Als het goed gaat met mensen, zijn ze heel erg propaganda.
D
Hij heeft een heel leger bij zich, dat staat achter hem. Waarschijnlijk gaat hij iedereen die het niet met hem eens is, heel hard aanpakken. En dat is wat propaganda is: je tegenstanders uitschakelen.

Slide 21 - Quizvraag

Hitler gaf de Joden de schuld van het verliezen van de 1e Wereldoorlog. Bij welk kenmerk van het Nationaal Socialisme hoorde dit?
A
Totalitaire staat
B
Propaganda
C
Rassenleer
D
Verheerlijking van geweld

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van het nationaal-socialisme:
A
propaganda
B
terreur
C
parlementaire democratie
D
censuur

Slide 23 - Quizvraag

Welk begrip hoort NIET bij fascisme?
A
verheerlijking leider
B
censuur
C
rassenleer
D
extreem nationalisme

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een totalitaire staat?
A
Een staat waarin het leger de baas is
B
Een staat waar je weinig vrijheid hebt en gecontroleerd word
C
Een staat waarin veel politieke partijen zijn
D
Een staat waarin iedereen gelijk is

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een totalitaire staat?
A
Tegenstanders worden opgesloten in strafkampen.
B
Journalisten mogen kritiek uiten op de overheid.
C
Er is een dictator aan de macht.
D
Op school leren kinderen over de staatsideologie.

Slide 26 - Quizvraag

Welk kenmerk van de nationaal-socialisten past bij de afbeelding?
A
1 partij, 1 leider
B
Nationalisme
C
Militarisme
D
Rassenleer

Slide 27 - Quizvraag

Liever kijken in plaats van lezen? 
Dan zijn hier de filmpjes...!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Exit? 


  • Check eerst of je alles begrijpt!

  • Vragen?
 
  • Tot de volgende keer...!







Slide 32 - Tekstslide