H6 Speltheorie

Wanneer is er sprake van een gevangenendilemma? 
* twee spelers maken los van elkaar een keuze uit 2 alternatieven
* simultaan spel (tegelijkertijd)
* de dominante strategie is niet de optimale strategie
* beide spelers hebben dezelfde informatie
* de optimale strategie kan alleen worden bereikt door samen te werken met zelfbinding

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wanneer is er sprake van een gevangenendilemma? 
* twee spelers maken los van elkaar een keuze uit 2 alternatieven
* simultaan spel (tegelijkertijd)
* de dominante strategie is niet de optimale strategie
* beide spelers hebben dezelfde informatie
* de optimale strategie kan alleen worden bereikt door samen te werken met zelfbinding

Slide 1 - Tekstslide


A
Als beiden opengaan, dan verdient Jenneke meer dan Jan
B
Als beiden niet opengaan dan verdient Jenneke minder dan Jan

Slide 2 - Quizvraag


A
De dominante strategie is voor beiden open gaan, de optimale strategie is niet open gaan
B
De dominante strategie is voor beiden niet open gaan, de optimale strategie is open gaan
C
De dominante strategie is voor beiden open gaan, dit is ook de optimale strategie
D
Er is geen dominante strategie die voor beiden geldt.

Slide 3 - Quizvraag


A
Dit is een voorbeeld van een gevangenendilemma
B
Dit is geen voorbeeld van een gevangenendilemma

Slide 4 - Quizvraag


A
Dominant is voor beiden prijs verlagen, optimaal is niet verlagen
B
Dominant en optimaal is voor beiden prijs verlagen
C
er is geen sprake van een dominante strategie
D
optimale strategie is als 1 wel verlaagt en 2 niet

Slide 5 - Quizvraag


A
Hier is geen sprake van een gevangenendilemma
B
Hier is wel sprake van een gevangenendilemma

Slide 6 - Quizvraag


A
De dominante keuze is voor beiden niet adverteren
B
De dominante keuze is voor beiden wel adverteren
C
Er is in dit geval geen dominante keuze
D
De dominante keuze is voor A wel adverteren en voor B niet adverteren

Slide 7 - Quizvraag


A
Er is wel sprake van een gevangenendilemma
B
Er is geen sprake van een gevangenendilemma
C
In dit geval kun je niet zeggen of er sprake is van een gevangenendilemma

Slide 8 - Quizvraag


A
Als beiden zouden overleggen dan wordt er niet geadverteerd
B
Als beiden zouden overleggen dan wordt er wel geadverteerd
C
In dit geval kun je niet voorspellen wat er gebeurd in geval van overleg
D
Als beiden zouden overleggen dan doen beiden iets anders

Slide 9 - Quizvraag


A
Alleen Zara verkoopt uit
B
Alleen H & M verkoopt uit
C
Beiden verkopen uit
D
Geen van beiden doen aan uitverkoop

Slide 10 - Quizvraag

Rivaliserend
 Rivaliserend betekent:

Als jij een goed koopt dan kan een ander het niet meer kopen. 
De consumptie door de een gaat ten koste van de consumptie door de ander. De meeste goederen die je dagelijks tegenkomt en gebruikt zullen individuele goederen zijn.

Slide 11 - Tekstslide


A
Een hamer is niet rivaliserend
B
Een hamer is wel rivaliserend

Slide 12 - Quizvraag


A
Een telefoonabonnement is niet rivaliserend
B
Een telefoonabonnement is wel rivaliserend

Slide 13 - Quizvraag


A
Netflix is wel rivaliserend
B
Netflix is niet rivaliserend

Slide 14 - Quizvraag

uitsluitbaar & rivaliserend
Een goed is uitsluitbaar als je er als leverancier voor kunt zorgen dat als je niet betaalt, je wordt uitgesloten van dit goed.

Een goed is rivaliserend als de consumptie van de een ten koste gaat van de consumptie de ander. 

Slide 15 - Tekstslide

I: een papieren boek is uitsluitbaar
II: een e-book is uitsluitbaar
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist

Slide 16 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Vis in het meer is niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend
B
Vis in het meer is een clubgoed
C
Vis in het meer is niet-uitsluitbaar, maar wel rivaliserend
D
Vis in het meer is een individueel goed

Slide 17 - Quizvraag

I: een papieren boek is wel rivaliserend.
II: een e-book is niet rivaliserend.
A
beide zijn juist
B
beiden zijn onjuist
C
alleen I is juist
D
alleen II is juist

Slide 18 - Quizvraag

Dijken zijn niet uitsluitbaar en niet rivaliserend.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Collectieve goederen
Collectieve goederen zijn goederen geproduceerd door de overheid en voor iedereen beschikbaar. 

Collectieve goederen zijn niet uitsluitbaar en niet rivaliserend. Voorbeelden zijn: politie, brandweer, leger, dijken, straatverlichting, wegen

Slide 20 - Tekstslide

quasi-collectieve goederen
Goederen die door de markt gemaakt zouden kunnen worden, maar door de overheid worden gemaakt. Ze zijn rivaliserend en uitsluit baar. De overheid vraagt een (kleine) vergoeding voor het gebruik van deze goederen. Voorbeelden: openbaar vervoer, museum, zwembad

Slide 21 - Tekstslide

I: Quasi-collectieve goederen zijn individuele goederen door de overheid geproduceerd.
II: Onderwijs is een voorbeeld van quasi-collectieve goederen.
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist

Slide 22 - Quizvraag

I: treinvervoer is een collectief goed
II: schouwburg is een quasi-collectief goed
III: autosnelweg is een quasi-collectief goed
IV: paspoort is een collectief goed
A
alleen I is juist
B
alleen II is juist
C
alleen III is juist
D
alledrie onjuist

Slide 23 - Quizvraag