Herhaling WRD-1 examen H3

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen
- Daderschappen (3.1)
- Schuld in ruime zin en schuld in enge zin (3.1)
- Fouilleringen (3.7)
- Inbeslagneming (3.8)
- Jeugdige personen / HALT (3.11)
- Eendaadse / meerdaadse samenloop



Slide 2 - Tekstslide

Onderwerpen
 - Bestuursrecht (4)
- Alcoholwet (7)
- Wet Milieubeheer (9)
- Omgevingswet (10)
- Visserijwet (11)
- Wet op de Economische Delicten (12)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is GEEN voorwaarde voor strafbaarheid?
A
Bewezen menselijke gedraging
B
Wettelijke delictsomschrijving
C
Wederrechtelijk
D
Aan opzet te wijten

Slide 4 - Quizvraag

Een wettelijke delictsomschrijving bestaat uit een norm (en soms een sanctie en kwalificatie). Waaruit bestaat de norm?

Slide 5 - Open vraag

Leg uit wat schuld in ruime zin, schuld in enge zin en opzet zijn.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de definitie van het begrip verdachte?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bedenk van alle daderschapsvormen voorbeelden:
1. Pleger
2. Medepleger
3. Doen pleger
4. Uitlokker

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Een jongen arriveert bij het gemeentehuis en begint op de buitenmuur van dit pand pamfletten te plakken. Omdat het aanplakken van de pamfletten als overtreding strafbaar is gesteld en de jongen niet betrapt wil worden, heeft hij zijn broer meegenomen. De broer gaat op de uitkijk staan om een seintje te geven zodra er onraad dreigt, zodat ze er dan snel vandoor kunnen.

Is de BROER strafbaar? Waarom wel of niet?

Slide 13 - Open vraag

Gaston en Wil zijn in het café met elkaar in gesprek. Gaston vertelt dat hij graag een 4K televisie zou willen kopen, maar te weinig geld heeft. Dan zegt Gaston te gen Wil: ‘Ik weet wat! Jij werkt toch bij een snackbar? Ik wil met jou een overval in scène zetten, als het lukt hebben we allebei een leuk zakcentje.’ Wil vindt het een goed idee en zegt: ‘Morgen sta ik alleen en aan het eind van de dag maak ik de kas
op. Als jij me ’s avonds om een uur of elf komt overvallen, heb je een vette buit. Natuurlijk delen we het geld.’ Gaston pleegt de volgende dag de overval.
WIE IS / ZIJN ER STRAFBAAR EN IN WELKE HOEDANIGHEID?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

ID-fouillering

Slide 17 - Tekstslide