Y3: Versterkende bijwoorden + vergelijkingen (unit 1)

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke grammatica hoort er bij unit 1?
A
Versterkende bijwoorden
B
Voorzetsels van plaats
C
Vergelijkingen (bijv. shorter than)
D
Present simple + present continuous

Slide 2 - Quizvraag

Welk onderdeel vind je het moeilijkst?
Versterkende bijwoorden
Voorzetsels van plaats
Vergelijkingen
Present simple/ present continuous

Slide 3 - Poll

Deze les bespreken we:

Vergelijkingen

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
Een versterkend bijwoord gebruik je om de betekenis van het woord erna te versterken. Ze staan vóór het woord waar ze iets over zeggen. 

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord is het versterkende bijwoord in deze zin?
'Ralph is really angry.'
A
Angry
B
Really
C
Raplh
D
is

Slide 6 - Quizvraag

Voorbeelden
'She is extremely creative.' 
'They are so tired.'

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord is het versterkende bijwoord in deze zin?
'They are incredibly happy.'
A
Happy
B
Are
C
They
D
Incredibly

Slide 8 - Quizvraag

Vergelijkingen!
Je gebruikt de vergrotende trap als iets meer dan iets anders is. Je zegt dan in het Engels '..-er than' of 'more ... than'. Dus: 'you are smarter than me.' En: 'this is more important than that.'

Je kunt ook de overtreffende trap gebruiken als iets 'het meest' van iets is. Dan gebruik je 'the ...-est / the most .... Dus: 'She is the shortest' en 'She is the most important person'. 

Iets kan ook '(niet) even veel als iets anders zijn'. Dan zeg je 'as ... as'. Dus: 


Slide 9 - Tekstslide

Welke vergelijking is correct?
A
Shorter as
B
Shorter than
C
Shorter like

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je 'belangrijker dan' in het Engels?
A
The most important
B
More important than
C
Importanter than

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zeg je 'net zo ... als ...'?
A
As ... as ...
B
Er ... er
C
Like ... like

Slide 12 - Quizvraag

Kies het juiste onregelmatige rijtje: slecht - slechter - slechtst.
A
Bad - badder - baddest
B
Good - better - best
C
Bad - worse - worser
D
Bad - worse - worst

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg
Bij woorden die op een -e eindigen: alleen -r / -st. Dus: nice - nicer - nicest.
Bij woorden op een -y: -ier / -iest. Dus: busy - busier - busiest
Bij een klinker + medeklinker: medeklinker verdubbelen. Dus: big - bigger - biggest
Bij langere woorden gebruik je 'more' en 'most'. Dus: 'He is more powerful than her.' 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Let's get to work!
Do par. 1.5 ex. 6-11. 

Slide 16 - Tekstslide

Let's practice!
https://engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/overig/trappen-van-vergelijking/

Kies de oefeningen die je nog niet gedaan hebt!

Slide 17 - Tekstslide

Let's practice: vergelijkingen
1. https://www.quia.com/quiz/126589.html?AP_rand=552590645
2. https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/adjectives_adverbs/adjective_comparison5.htm
3. https://first-english.org/english_learning/english_year_2/as_as_than/02_as_as_comparison_adjectives_exercises.htm
4. https://first-english.org/english_learning/english_year_2/as_as_than/47_not_as_as_exercises.htm
5. http://www.learnenglishfeelgood.com/english-comparative-superlative1.html

Slide 18 - Tekstslide

Exit ticket: wat heb je deze les geleerd of ben je beter in geworden?

Slide 19 - Open vraag