H9 9.5 bloed en orgaandonaties

Thema 9 Gezondheid
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 9 Gezondheid

Slide 1 - Tekstslide

vragen over 9.4?
pw is dinsdag 21 december ipv 22 dec (nieuw rooster)

Slide 2 - Tekstslide

9.5 bloed en orgaandonaties

Slide 3 - Tekstslide

doel van de les
deel 1
je leert dat er verschillende bloedgroepen zijn en waar je op moet letten bij een bloedtransfusie
deel2
je leert wat er gebeurt bij een orgaantransplantatie

Slide 4 - Tekstslide

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 5 - Tekstslide

bloed bevat:
stollingsfactoren

Slide 6 - Tekstslide

verschillende typen bloedcellen

Slide 7 - Tekstslide

onder de microscoop

Slide 8 - Tekstslide

Bloedcellen
Rode bloedcellen:
Vervoeren zuurstof, geven kleur aan je bloed

Witte bloedcellen:
Beschermen je lichaam tegen ziekteverwekkers

Bloedplaatjes:
Zorgen dat het bloed stolt om een korstje te maken.
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 9 - Tekstslide

leukemie: te veel witte onrijpe, 
te weinig andere type cellen

Slide 10 - Tekstslide

BLOEDFACTOREN
rode bloedcellen: bloedfactoren : eiwit op celmembraan (antigenen), 2 types: A en B
de bloedfactoren bij andere bloedgroepen: 
als lichaamsvreemd  gezien

Slide 11 - Tekstslide

Overzicht van de bloedgroepen?
Bloedgroep
antigenen
antistoffen
A
A
anti-B
B
B
anti-A
AB
AB
-
0
-
anti-A en anti-B

Slide 12 - Tekstslide

Bloedgroepen
Witte bloedcellen reageren op de 
antigenen op rode bloedcellen.
De ontvanger mag géén antistoffen
in het plasma hebben tegen het
antigeen op bloedcellen van de doner

Universele donor: O
Universele ontvanger: AB

Slide 13 - Tekstslide

Bloedtransfusie
  • Bij een bloedtransfusie wordt bloed gedoneerd naar een ontvanger
  • Het is belangrijk dat je weet welke bloedgroep de donor heeft en welke bloedgroep de patiënt heeft:                                         => De antistoffen in het bloed van                                                      de patiënt kunnen zorgen voor klontering!                                                                                                              

Slide 14 - Tekstslide

Bloedgroepen
Bloedtransfusie

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Mensen die resuspositief zijn, hebben:
A
wel resusantigenen
B
geen resusantigenen

Slide 17 - Quizvraag

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je
 (Rh+) of niet (Rh-).             85% is Rh+

Rh+ kan bloed krijgen van
 Rh- en Rh+
Rh- alleen van Rh-.

Slide 18 - Tekstslide

Rhesusfactor

rode bloedcellen: mogelijk extra factor op celmembraan-> Rh+: A+, B+, AB+, 0+ (voor het eerst ontdekt bij een rhesusaapje)


Rh- kan antistof resusantigeen maken na contact Rh+ bloed

Eerste contact weinig antiresus

Tweede contact grote hoeveelheid antiresus



Slide 19 - Tekstslide

rhesuskindje
moeder Rh- is, en eerder zwanger is geweest van een Rh+ kindje, dan heeft zij antistoffen tegen Rh gemaakt.

Rhesuskindje
Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder
Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 20 - Tekstslide

kan iemand met A- bloed ontvangen van 0+?
A
ja, 0+ is naakt, dus wordt niet aangevallen
B
Nee, antigeen 0 van de gever wordt aangevallen
C
nee, de rhesusfactor van de gever wordt aangevallen
D
nee, antigeen A van de ontvanger wordt aangevallen

Slide 21 - Quizvraag

na 1e bevalling : contact bloed kind met moeder
maakt moeder anti Rhesus: 
tegen bloed van kind


Moeder Rh -
Kind Rh +

Slide 22 - Tekstslide

tweede zwangerschap:
mogelijk baby met 
Rhesusziekte = kapotte 
rode bloedcellen =
bloedarmoede 
Oplossing: antiresus inspuiten bij 1e zwangerschap > moeder maakt geen geheugencellen

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer kan de resus-factor problemen opleveren bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 24 - Quizvraag

rh +
iemand die rh+ is maakt geen antistoffen aan tegen rh-

ben je rh- dan heb je GEEN antistoffen tegen rh+, maak die kan je wel aanmaken

Slide 25 - Tekstslide

Waardoor levert dit pas gevaar op voor het kind bij de tweede zwangerschap?
A
Bij het eerste kind heeft de moeder nog niet zo veel anti Rhesus
B
De eerste baby is nooit rhesuspositief
C
De moeder maakt pas anti Rhesus aan bij contact met bloed
D
Het eerste kindje heeft afweercellen tegen de antistoffen van moeder

Slide 26 - Quizvraag

Is de stelling juist of onjuist?

Resusnegatief bloed bevat altijd antistoffen voor het resus-antigeen.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

oplossing
Moeder krijgt injectie met antistoffen die rode bloedcellen baby vernietigen die in het bloed van de moeder zijn gekomen.
 
Het lichaam van de moeder maakt daardoor zelf geen antistoffen aan tegen het Rhesus-antigeen. 
Zo voorkomen dat baby ziek wordt.

Slide 28 - Tekstslide

hw 9.5 deel 1
maak opdr 1 t/m 9 van 9.5
kijk de filmpjes die op Classroom staan (bij het huiswerk)

Slide 29 - Tekstslide

Orgaandonatie

Slide 30 - Tekstslide

Wat weet jij al?

Slide 31 - Tekstslide

Als je 18 bent krijg je een brief met de vraag of je donor wilt zijn. Wat gebeurt er als je geen keuze kenbaar maakt?
A
Je wordt dan sowieso niet geregistreerd als donor
B
Je wordt dan sowieso geregistreerd als donor
C
Je familie bepaalt na overlijden of jouw organen worden gedoneerd.
D
Er gebeurt niets

Slide 32 - Quizvraag


Mensen die wel reageren, kunnen 'ja' of 'nee' invullen, of per orgaan en weefsel aangeven of ze het al dan niet willen afstaan. Ook kunnen mensen invullen dat ze willen dat iemand anders de keuze voor hen maakt na overlijden.

Slide 33 - Tekstslide


Als ze na twee brieven niet hebben gereageerd, worden ze als donor geregistreerd. Bij die mensen komt 'geen bezwaar' te staan in het donorregister, daarmee zijn ze in principe orgaandonor. Ze krijgen daar bericht van, per post, en de keuze kan altijd nog worden gewijzigd. 

Slide 34 - Tekstslide

De meeste donororganen zijn afkomstig van hersendode patiënten. Wat is hersendood?
A
Een fatale vorm van hersenbeschadiging die onherstelbaar is.
B
Een zware vorm van hersenbeschadiging, herstel is echter mogelijk.

Slide 35 - Quizvraag

hersendood
hersenen vertonen geen activiteit meer
geen reactie op prikkels, geen beweging mogelijk
lichaam leeft echter nog wel
dit komt door kunstmatige beademing

NB Coma: nog wel hersenactiviteit, vorm van bewusteloosheid, lijkt op diepe slaap, geen of amper reactie op prikkels

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

hersendood procedure
https://www.transplantatiestichting.nl/files/2021-/dbd-orgaandonatie-procedure.pdf?2a620dba9

Slide 38 - Tekstslide

Kunnen minderjarigen zich officieel laten registreren als orgaandonor?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quizvraag

in donorregister
vanaf 12 jaar

vanaf 18 jaar : automatisch in register als 'geen bezwaar tegen orgaan- en weefseldonatie

Slide 40 - Tekstslide

Als je ongezond leeft, bijvoorbeeld als je rookt of regelmatig alcohol drinkt, kan je dan
nog orgaandonor zijn?
A
Nee, als je je gezondheid verwaarloost, worden je organen aangetast en zijn ze niet meer bruikbaar voor iemand anders.
B
Ja, je kan nog donor zijn. Een ongezonde levensstijl kan je organen aantasten, maar soms zijn deze organen nog bruikbaar voor transplantatie.

Slide 41 - Quizvraag

Voor welk orgaan staan de meeste mensen op de wachtlijst?
A
Nieren
B
Hart
C
Long
D
Lever

Slide 42 - Quizvraag

Hoe groot was de wachtlijst van mensen die wachten op een donororgaan ongeveer in november 2020?
A
199 wachtenden
B
456 wachtenden
C
610 wachtenden
D
1257 wachtenden

Slide 43 - Quizvraag

4.5 jaar wachten op een nier..

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

4.8 miljoen donor
1,4 miljoen laat anderen beslissen
4,3 miljoen wil geen donor zijn

Slide 46 - Tekstslide

hw 9.5 deel 2
maak opdrachten 1 t/m 20
kijk alle filmpjes die op classroom staan bij het hw voor 9.5

Slide 47 - Tekstslide