Project verkeer

Project verkeer
- woordenschat herhalen + meervouden
- werkwoorden herhalen + vervoeging in OTT en OVT
- zinnen schrijven 
- begrijpend lezen + woordenschat + vragen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Project verkeer
- woordenschat herhalen + meervouden
- werkwoorden herhalen + vervoeging in OTT en OVT
- zinnen schrijven 
- begrijpend lezen + woordenschat + vragen

Slide 1 - Tekstslide


Wat is dit?
A
het zadel
B
het wiel
C
het stuur
D
de trapper

Slide 2 - Quizvraag


Wat is dit?
Vergeet het lidwoord niet!

Slide 3 - Open vraag


Wat is dit?
A
de spiegel
B
de pedaal
C
het zadel
D
de trapper

Slide 4 - Quizvraag

Wat is dit? Vergeet het lidwoord niet!

Slide 5 - Open vraag

Wat is dit? Vergeet het lidwoord niet!

Slide 6 - Open vraag

Wat is dit? Vergeet het lidwoord niet!

Slide 7 - Open vraag


Wat is dit?
A
de vrachtwagen
B
de vrachtauto
C
de container
D
de scooter

Slide 8 - Quizvraag


Wat zijn dit?
A
de trappers
B
de spiegels
C
de sturen
D
de pedalen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van wiel?
MET lidwoord!

Slide 10 - Open vraag

Wat is het meervoud van spiegel?
MET lidwoord!

Slide 11 - Open vraag

Wat is het meervoud van koffer?
MET lidwoord!

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meervoud van fiets?
MET lidwoord!

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meervoud van tram?
MET lidwoord!

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meervoud van stuur?
MET lidwoord!

Slide 15 - Open vraag

Wat doet hij?
Hij...

Slide 16 - Open vraag

Wat doen zij?
Zij...

Slide 17 - Open vraag

Wat doet zij?
Zij ... met de auto

Slide 18 - Open vraag


Wat is dit?
A
het groen licht
B
het verkeerslicht
C
het straatlicht
D
het kleurenlicht

Slide 19 - Quizvraag


Wat is dit?
A
het pandapad
B
het ijsbeerpad
C
het zebrapad
D
het tijgerpad

Slide 20 - Quizvraag


Wat is dit?
A
het wandelpad
B
het stappad
C
het beenpad
D
het voetpad

Slide 21 - Quizvraag

Maak zinnen met:  fietsen OP of NAAR 
                                    rijden OP of NAAR                      enz...
timer
10:00
Pas op de werkwoorden

Gebruik een onderwerp

Schrijf een plaats na NAAR of OP

Slide 22 - Tekstslide

Project verkeer
  1. Ga naar pagina 14

  2. Bekijk de tekening goed

  3. Schrijf 5 goede zinnen op die bij de tekening passen. 

Slide 23 - Tekstslide

Project verkeer
  1. Lees de tekst op pagina 15

  2. Vul de onderstreepte woorden 
        op de juiste plaats in op pagina 16

timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

a) Waar zit Karel?

b) Wat doet hij daar?

c) Wie heeft een nieuwe fiets?

d) Waarom is de fiets van Karel oud? (want... omdat...)

e) Wat gebeurt er met Karel en de auto?

f) Waarom is Lien boos? (want... omdat...)

f) Wat is er met de fiets van Lien?

Slide 26 - Tekstslide

Project Verkeer
  1. We herhalen nog eens de onderdelen van de fiets.

  2. Vul op pagina 18 de woorden in die je nog kent. Probeer niet af te kijken.

Slide 27 - Tekstslide

De fietsonderdelen

1.                                7.
2.                                8.
3.                                9.
4.                                10.
5.                                11.
6.                                12.

Slide 28 - Tekstslide


Wat is dit?
A
de ballon
B
de ballonlucht
C
de hemelballon
D
de luchtballon

Slide 29 - Quizvraag


Wat is dit?
Vergeet het lidwoord niet!

Slide 30 - Open vraag

vliegen

Slide 31 - Woordweb

varen

Slide 32 - Woordweb

landen

Slide 33 - Woordweb

Slide 34 - Tekstslide

Kan je de voertuigen in de juiste kolom schrijven?

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide