Examentraining V6, 2019 I, tekst 3

Lees van 2019 I tekst 3, 'Wat is daar nou erg aan?'
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lees van 2019 I tekst 3, 'Wat is daar nou erg aan?'

Slide 1 - Tekstslide

29) “Van een filosoof zou je het misschien niet verwachten, maar in het
laatste nummer van Filosofie Magazine zegt Bas Haring het volgende:
‘Praten over wat waarde heeft, is vrijblijvend. Gedrag, zoals geld betalen,
laat zien wat we werkelijk van waarde vinden.’” (regels 1-8)
Wat is blijkens tekst 3 voor filosoof Haring doorslaggevend bij het bepalen van wat van waarde is? 1p
A
de stem van de meerderheid
B
ideeën over ethiek
C
ideologische principes
D
koopgedrag

Slide 2 - Quizvraag

30) Citeer uit tekst 3 het logisch principe dat blijkens die tekst ten grondslag ligt aan Bas Harings beslissing voortaan geen Fairtrade-koffie meer te kopen. 1p

Slide 3 - Open vraag

31) In alinea 3 en 4 van tekst 3 is te lezen dat Haring Fairtrade-koffie duur vindt en daaruit wordt de conclusie getrokken dat deze koffie niet voldoet aan de wensen van de consumenten.
Vat in één zin samen waarom deze conclusie volgens alinea 4 van tekst 3 niet juist is. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden. 1p

Slide 4 - Open vraag

32) Volgens tekst 3 is er sprake van een problematische verhouding tussen consumenten en supermarktketens.
Vat samen wat het probleem in deze verhouding is, gelet op de strekking van de tekst. Neem daartoe de nummers van de zinnen uit de tabel op de volgende slide over en noteer daarachter het vervolg van zin 1 en 2.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden. 2p

Slide 5 - Tekstslide

Neem over:
Zin 1: De supermarktketens willen ....
Zin 2: Daarom ...

Slide 6 - Tekstslide

33) Hoe kan tekst 3 het best worden getypeerd?
De tekst is vooral te typeren als 2p
A
een beschouwing, omdat de lezer door de vele onbeantwoorde vragen over ethische kwesties rondom voedsel aan het denken wordt gezet.
B
een beschouwing, omdat de lezer op grond van de tekst een afweging kan maken over een belangrijke ethische kwestie rondom voedsel.
C
een betoog, omdat in de tekst wordt beargumenteerd waarom de handelswijze van grote supermarktketens afkeurenswaardig is.
D
een betoog, omdat in de tekst wordt beargumenteerd welke manier van denken de juiste is in ethische kwesties rondom voedsel.

Slide 7 - Quizvraag

34) Een kritisch lezer kan in bepaalde woorden en woordgroepen uit alinea’s
5 en 6 van tekst 3 een kritische houding tegenover de handelswijze van
supermarktketens zien.
In welke van onderstaande reeksen is dat bij alle woorden en
woordgroepen het geval? 1p
A
‘in de markt zetten’ (regel 55), voordelige fruit (regel 61-62), uitgeknepen (regel 63), een bezuiniging van 500 miljoen (regel 67-68)
B
in het voordeel (regel 57), arme koffieboertjes (regel 58), in beeld brengen (regel 62), hun waar (regels 71-72)
C
kritische burgers (regels 53-54), hun West-Europese collega’s (regel 59), een nóg lagere vergoeding (regel 71), Alsof (regel 72)
D
vrolijke affiches (regels 60-61), uitgeknepen (regel 63), inspireert tot een bezuiniging (regels 67-68), bloeden (regel 70)

Slide 8 - Quizvraag

35) Tekst 3 kan worden opgedeeld in twee delen, namelijk alinea 1 tot en met 3 en alinea 4 tot en met 7.
Alinea 1 tot en met 3 enerzijds en alinea 4 tot en met 7 anderzijds verhouden zich tot elkaar als 1p
A
argument en weerlegging.
B
probleem en oplossing.
C
standpunt en ontkrachting.
D
specificatie en veralgemenisering.

Slide 9 - Quizvraag

36) In tekst 3 worden twee misstanden rondom voedselproducten aan de orde gesteld.
Welke twee oplossingen zou een kritische consument voor deze misstanden kunnen verlangen van de supermarkten, gelet op wat in alinea 7 van tekst 3 wordt besproken? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 2p

Slide 10 - Open vraag