herhaling quiz

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Quiz:
1. Maak tweetallen.
2. Kies iemand uit die antwoorden noteert.
3. Kies iemand die de juiste antwoordkaart omhoog houdt.
4. Overleg met elkaar, maar binnen de tijd (30 sec per vraag)
5. Meerdere antwoorden zijn mogelijk!

Slide 2 - Tekstslide

leerdoel van de quiz.
In deze les herhalen we de geleerde stof over politiek/media en criminaliteit.

Slide 3 - Tekstslide

POLITIEK

Slide 4 - Tekstslide

1.Welke zinnen zijn juist?
A
politici nemen beslissingen over zaken van het algemeen belang
B
alle politici werken in Den Haag
C
politici zijn altijd lid van de Tweede Kamer
D
alle politici zijn kabinetsleden

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

2. Regering is:
A
De Tweede Kamer
B
De Tweede Kamer en de Eerste Kamer
C
Ministers van het Kabinet
D
Koning en het Kabinet samen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

3. Passief kiesrecht betekent dat:
A
politici over wetten stemmen
B
maar weinig mensen gaan stemmen
C
jij jezelf verkiesbaar stelt
D
jij bij verkiezingen mag gaan stemmen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

4. Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zichzelf verkiesbaar stelt bij verkiezingen
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen kent
D
bij verkiezingen mag stemmen

Slide 11 - Quizvraag

5. Wie is het staatshoofd van Nederland?
A
Premier Mark Rutte
B
Voorzitter van de Tweede Kamer
C
Koning Willem Alexander
D
Lijsttrekker van de grootste Partij

Slide 12 - Quizvraag

6. Door wie worden de leden van de Eerste Kamer gekozen?
A
De Tweede kamer
B
De Provinciaalse Staten
C
De Koning
D
de Regering

Slide 13 - Quizvraag

7. Wie veel presteert mag ook veel verdienen. Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
rechts
B
midden
C
links
D
zowel links als rechts

Slide 14 - Quizvraag

8. Linkse partijen vinden/willen dat...

A
mensen voor zichzelf moeten zorgen
B
willen een actieve overheid
C
lagere uitkeringen voor werkelozen
D
vrijheid belangrijker dan solidariteit

Slide 15 - Quizvraag

9 .Hoeveel zetels telt Eerste en Tweede Kamer samen?
A
175
B
225
C
75
D
150

Slide 16 - Quizvraag

10. Wat is een taak van de Tweede Kamer
A
wetgevende taak
B
rechtsprekende taak
C
controlerende taak
D
geen van deze drie

Slide 17 - Quizvraag

Criminaliteit

Slide 18 - Tekstslide

11.Als je shampoo steelt uit de Kruidvat:
A
bega je een overtreding
B
kom je nooit voor de rechter
C
ben je een crimineel
D
vertoon je associaal gedrag

Slide 19 - Quizvraag

12. Als je ...... krijg je geen strafblad
A
een overtreding begaat
B
geweld gebruikt
C
een misdrijf begaat
D
een inbraak pleegt

Slide 20 - Quizvraag

13. Bij welke groep mensen komt criminaliteit vaker voor?
A
Alleenstaande moeders
B
65 plussers
C
schooluitvallers
D
jongeren tussen 12 en 16 jaar

Slide 21 - Quizvraag

14. Mag politie altijd je huis doorzoeken?
A
Ja
B
Nee
C
Alleen als je verdacht wordt van een misdrijf
D
Alleen met een huiszoekingsbevel.

Slide 22 - Quizvraag

15. Wie moet zich in een rechtstaat aan de wetten houden?
A
Burgers
B
Politici
C
Rechters
D
Iedereen

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

16. Als de Officier van Justitie .... dan moet je voor de rechter verschijnen:
A
jouw zaak seponeert
B
een schikking treft
C
jou vervolgt
D
geen van de drie

Slide 25 - Quizvraag

17. Iemand zonder familie of vrienden zal sneller een misdrijf plegen...
A
etikketentheorie
B
bindingstheorie
C
aangeleerd gedrag theorie
D
rationele-keuze-theorie

Slide 26 - Quizvraag

18. Wanneer is er sprake van Noodweer?
A
als het heel hard onweert
B
als je steelt uit nood, zoals vanwege honger
C
strafbaar feit plegen uit zelfverdediging
D
geen van de drie

Slide 27 - Quizvraag

19. Wie beslist over wat de juiste straf is?
A
Officier van Justitie
B
Politie
C
Rechter
D
geen van de drie

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

20. Wat is GEEN criterium voor nieuws?
A
Het is interessant voor veel mensen
B
Het is bijzonder
C
Het is actueel
D
Het is negatief

Slide 30 - Quizvraag

21. Wat doet een persbureau?
A
Nieuws versturen naar redacties
B
Nieuws bedenken
C
Nieuws controleren op juistheid
D
geen van de drie

Slide 31 - Quizvraag

23. Wat hoort onder andere bij Mediawijsheid?
A
Goed kunnen omgaan met applicaties
B
Goed op de hoogte zijn van het nieuws
C
Herkennen van nepnieuws
D
Verstandig omgaan met sociale media

Slide 32 - Quizvraag

22. Een belangrijke journalistieke regel is het toepassen van wederhoor.
Wat is dat?
A
Bronnen benoemen
B
Voor- en tegenstanders aan het woord laten
C
Feiten dubbelchekken
D
iemand verhoren

Slide 33 - Quizvraag

24. Wat hoort NIET bij de maatschappelijke functies van de media?
A
informatieve functie
B
Versterken van sociale cohesie
C
controlerende functie
D
vermaak bieden

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

25. Wat is nepnieuws?
A
bewust onware nieuws verspreiden
B
per ongeluk onware nieuws verspreiden
C
nepnieuws is ontstaan met de komst van internet
D
term voor nieuws bedacht door Trump

Slide 36 - Quizvraag

26. Waarom is nepnieuws schadelijk voor de democratie?
A
mensen gaan in complotten geloven
B
nepnieuws is slecht voor de sociale cohesie
C
mensen gaan media en politiek wantrouwen
D
alle drie antwoorden zijn goed.

Slide 37 - Quizvraag

Antwoordenblad.

1. A                               8. B
2.D                               9. B
3.C                               10. A en C
4. D                              11. A
5.C                               12. A
6. B                              13. C
7. A                               14. D       
15.D                          24. D
16. C                         25. A
17. B                          26. D
18. C
19. C 
20. D
21. A
22.B
23.C en D

Slide 38 - Tekstslide